Alternatieve feiten, nepnieuws en ‘bullshit’

Delen:

Onze tijd wordt vaak een ‘post-truth’ of ‘post-fact’ tijdperk genoemd. Meestal wordt daar simpelweg mee bedoeld dat onwaarheden zich op het internet en met sociale media razendsnel over de wereld verspreiden en het publieke debat vervuilen. Geruchten, verdachtmakingen, internet memes en nepnieuws maken het voor burgers steeds moeilijker om waarheid van leugen en zin van onzin te onderscheiden. Sinds de verkiezing van een onversneden mythomaan tot president van de VS is dit onderwerp met stip in de top 10 van urgente publieke issues terechtgekomen en zijn legio artikelen verschenen waarin journalisten en wetenschappers plechtig het belang van feiten en objectiviteit verdedigen. Zonder verankering in de feiten wordt het publieke debat een vruchteloze botsing van tegengestelde voorkeuren.

Er is uiteraard niets mis met deze verdediging van wetenschap, rationaliteit en feiten tegen wensdenken, irrationaliteit en nepnieuws, maar het is wel een tamelijk nauw perspectief op het probleem. Het geloof in alternatieve feiten en de massaconsumptie van nepnieuws zijn niet uit de lucht komen vallen. In een provocerend opiniestuk in NRC Handelsblad betoogde de socioloog Willem Schinkel dat juist de ‘neutrale’ media ideologisch gekleurd zijn en dat Donald Trump ― al zijn evidente leugens daargelaten ― wel degelijk een waarheid spreekt over de Amerikaanse samenleving. In een notedop is Schinkel’s argument dat journalisten zelf ook in een ideologsich frame zitten, een denkraam dat hun beeld van de werkelijkheid en hun begrip van de feiten kleurt. Met die ideologische oogkleppen op was het hun compleet ontgaan dat het de Amerikaanse burgers in het achterland, de zogenoemde fly-over states, sociaal en economisch helemaal niet voor de wind ging. Dat is de waarheid die Trump weet te communiceren. Omdat het ideologische frame van de media zo dominant is en alternatieve visies uitsluit, aldus Schinkel, blijft voor Trump niets anders over dan zijn afwijkende perspectief in de vorm van alternatieve feiten te presenteren.

Ik denk dat Schinkels analyse niet klopt, maar hij laat wel goed zien dat het probleem in een breder kader moet worden geplaatst. De burgers keren niet zozeer onomstreden sociale en economische wetenschappen, een onbevooroordeelde pers en een rechtschapen bestuur de rug toe, maar een door affaires aangetaste constellatie van gevestigde instituties die door veel burgers in toenemende mate worden gewantrouwd. De economische wetenschap werd met de grote recessie van 2008 in een diepe crisis gestort. Precies de economen die het meest wetenschappelijk probeerden te zijn zagen de recessie niet aankomen. Erger nog, hun vingerafdrukken waren duidelijk zichtbaar op het economische model dat zo spectaculair ontspoorde. Politicologen ― en de eerlijkheid gebiedt te zeggen ook de schrijver van deze blog ― werden, ongeacht uitgebreid opinieonderzoek, zowel door Brexit als de verkiezing van Trump volledig verrast. Niets menselijks blijkt wetenschappers bovendien vreemd te zijn. Ze bedonderen de boel soms (Diederik Stapel) en hebben eigen politieke voorkeuren ― een thema dat het KNAW nu op verzoek van VVD Tweede Kamerlid Pieter Duisenberg moet gaan onderzoeken. In de heftige mediastrijd om clicks en oogballen is de pers steeds meer op zoek naar berichtgeving die aandacht trekt, een zoektocht die burgers wel veel vermaak verschaft, maar niet noodzakelijk betrouwbare informatie om weloverwogen keuzes te maken. Politici, tot slot, blijken zowel te jokken over de grote zaken ― de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak ― als de kleine ― de Teevendeal en de bonnetjesaffaire. In deze context lijkt er hooguit een gradueel, maar geen kwalitatief verschil te bestaan tussen de leugens van Trump en de dagelijkse stroom partijdige en onbetrouwbare informatie.

Toch zijn deze tekortkomingen van wetenschappers, journalisten en bestuurders geen reden om de notie van waarheid maar in de wilgen te hangen. Het inzicht dat deze beroepsgroepen de wereld ook bekijken vanuit een bepaald perspectief en dat een zekere mate van subjectiviteit onvermijdelijk is, betekent nog niet dat ‘feiten’ er niet langer toe doen. Kijk bijvoorbeeld naar de controverse over het vergeten achterland waar Schinkel aan refereert. Met een focus op algemene en abstracte sociaaleconomische indicatoren hebben veel journalisten en wetenschappers wellicht de onvrede van de globaliseringsverliezers over het hoofd gezien. Dat betekent echter nog niet dat het probleem niet in de zee van sociaaleconomische cijfers die wetenschappers tot hun beschikking hebben is terug te vinden. De socioloog Richard Sennett en de econoom Thomas Piketty vestigen bijvoorbeeld al jaren de aandacht op de groeiende ongelijkheid en onzekerheid van burgers in het huidige economische model. Ook de neoconservatieve econoom Nicholas Eberstadt heeft in een recent artikel veel oog voor de misère van gewone werknemers die uit de cijfers naar boven komt. Dat het heersende perspectief tekort bleek te schieten, betekent dat wetenschappelijke gegevens met een frisse, nieuwe blik bekeken moeten worden, niet dat ze bij het grof vuil moeten worden gezet.

Het alternatief ― het idee loslaten dat een analyse op feiten gebaseerd moet zijn ― is niet erg aantrekkelijk. Donald Trump neemt het tot nu toe niet erg nauw met de feiten, getuige zijn leugens over bijvoorbeeld de omvang van de menigte voor zijn inaugurele rede, de grote aantallen Amerikaanse kiezers die verkiezingsfraude zouden hebben gepleegd en de schrikbarende groei van de criminaliteit die in de VS zou hebben plaatsgevonden. Trump beloofde de ‘vergeten Amerikanen’ bij te staan met een onvervalste keuze voor economisch nationalisme die het Amerikaanse belang op de eerste plaats zou zetten. Trumps eerste budget staat echter haaks op dit beleid. Grote uitgaven voor defensie en belastingverlichting voor vermogende Amerikanen moeten worden bekostigd door bezuinigingen op de programma’s waarvan juist veel van Trumps kiezers profiteren.

Met deze waaier aan onwaarheden laat Trump zichzelf niet zozeer kennen als iemand die leugens vertelt, maar als iemand die bullshit verkondigt. Volgens Harry Frankfurt, de auteur van het wetenschappelijk essay ‘On Bullshit’ (Princeton, 2005) onderscheidt bullshit zich van leugens door een totale desinteresse in de waarheid. De zogenoemde bullshit artist, of kulkunstenaar, vertelt geen onwaarheden om de ware toedracht van iets te verhullen, de kulkunstenaar vertelt onwaarheden omdat communicatie voor hem überhaupt niet iets is dat om waarheid draait. Een kulkunstenaar als Trump ontkent eigenlijk dat waarheid ertoe doet. Daarmee berooft bullshit de journalistiek, de wetenschap en het publieke debat van hun pointe.

Wetenschappelijke feiten en journalistieke verslagen verraden noodzakelijk een bepaald theoretisch of ideologisch perspectief, maar dat maakt ze nog niet waardeloos. Wetenschappers kunnen nog steeds betere en slechtere verklaringen van de feiten geven. Journalisten kunnen nog steeds waarheidsgetrouw zijn, of liegen over de feiten. Dat is misschien niet zo mooi als het ideaalbeeld dat mensen van wetenschap en journalistiek hebben. Niettemin blijven deze praktijken belangrijke steunpilaren voor democratisch bestuur die we niet moeten laten ondermijnen door alternatieve feiten, nepnieuws en bullshit.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Ook interessant:

Scroll naar boven