Bankafschriften geen “wilsafhankelijk” materiaal

Delen:

In tal van situaties zijn burgers en bedrijven bij wet verplicht de overheid te voorzien van gegevens over hun zakelijk functioneren en inkomsten. Soms zal uit die gegevens onontkoombaar de verdenking voortvloeien van een strafbaar feit. Denk aan afschriften van buitenlandse bankrekeningen waaruit blijkt van fiscaal verzwegen tegoeden. De wet biedt voor zulke gevallen geen uitzondering op de informatieverplichting. De betrokkene zal zichzelf dus feitelijk moeten incrimineren.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft hieraan wel enkele grenzen gesteld. Het Hof hanteert als uitgangspunt dat een verdachte niet mag worden gedwongen zichzelf te incrimineren en dat de overheid de vrije wilsbepaling van het individu in dezen zal moeten respecteren. Daarom heeft het Hof beperkingen aangebracht op de verkrijging en het gebruik van zogenoemd wilsafhankelijk materiaal, i.e. potentieel bewijsmateriaal waarvan de productie of het bestaan afhankelijk is van de wil van de betrokkene, zoals zijn eigen verklaringen. Van een verdachte mag zulk bewijsmateriaal niet onder dwang worden verkregen, terwijl wilsafhankelijk bewijsmateriaal dat reeds voorafgaand aan een verdenking werd verkregen slechts mag worden gebruikt voor niet-punitieve doeleinden. Voor potentieel bewijsmateriaal dat niet wilsafhankelijk is, zoals een historisch aanwezige boekhouding, gelden deze beperkingen niet. Zulk materiaal mag dus wèl onder dwang worden opgevraagd bij een verdachte en kan vervolgens ook tegen hem worden gebruikt in een strafrechtelijke procedure.

De kernvraag hier is steeds of de informatie die wordt gevorderd wilsafhankelijk is. Dat is niet altijd helder. Indien de overheid afschriften van bankrekeningen niet kan bemachtigen zonder actieve tussenkomst van de betrokkene, ligt dat materiaal dan in de sfeer van de wilsafhankelijkheid, zodat de overheid beperkingen in acht moet nemen? Hoewel de rechtspraak van het Europese Hof aanknopingspunten leek te bieden voor een bevestigend antwoord, oordeelde de Hoge Raad op 24 april 2015 anders. Hij legt de nadruk op de aard van het materiaal – bestaande stukken – en meent dat de omstandigheid dat de betrokkene enige inspanningen moet plegen om het materiaal af te geven niet maatgevend kan zijn. In deze uitleg zal het verbod  op zelfincriminatie in relatie tot bestaande documenten slechts bescherming bieden tegen “fishing expeditions”.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven