Grapperhaus: ‘Iedereen een vast contract’

Delen:

Foto Chris van Houts

Na een kwart eeuw economische dominantie is het tijd voor meer inbreng van juristen, vindt Ferdinand Grapperhaus, bestuursvoorzitter van Allen & Overy, hoogleraar en oud-kroonlid van de SER. “Ik geloof dat het recht en de daarop gebaseerde wetten niets anders zijn dan middelen om een rechtvaardige samenleving vorm te geven waar voor iedereen plaats is”, zegt hij in een interview in het nieuwe nummer van Mr., dat vandaag verschijnt.

“Juristen krijgen altijd het verwijt zich alleen met punten en komma’s bezig te houden, maar dat is onterecht”, aldus Grapperhaus. “De rechtstaat gaat over meer dan punten en komma’s. Ik heb in de SER gezien hoe dominant het economisch denken is: het gaat alleen maar om prikkels, niet om compassie. Daar komen ook al die eigen bijdragen vandaan. Ik begrijp heel goed dat politici met een eigen bijdrage mensen proberen te prikkelen om niet te vaak naar de dokter te gaan, maar het gevolg ervan is dat mensen met minder geld helemaal niet meer gaan. Waardoor bepaalde groepen steeds verder op achterstand raken. Dat is ontwrichtend.”

Kartelautoriteit voor internet

Volgens Grapperhaus is het – na een kwart eeuw economische dominantie – tijd voor meer inbreng van juristen. “Ik geloof dat het recht en de daarop gebaseerde wetten niets anders zijn dan middelen om een rechtvaardige samenleving vorm te geven waar voor iedereen plaats is. Daarop zou meer nadruk moeten worden gelegd. Ik ben bijvoorbeeld een voorstander van de toetsing van wetten aan de Grondwet en pleit voor oprichting van een constitutioneel hof. Ik vind verder dat er een kartelautoriteit moet komen voor internet. Internationaal moet er in ieder geval goed worden gekeken naar machtsposities, met name in het digitale domein. Bijvoorbeeld ook om die internettrollen beter aan te pakken. (…) Ten derde moet het recht aan de slag met het toetsen van de the equality of resources. Heeft iedereen in gelijke mate toegang tot bijvoorbeeld het onderwijs?”

Open grenzen

Op de vraag hoe eerlijk het is dat Oost-Europese werknemers Nederlanders verdringen op de arbeidsmarkt, reageert Grapperhaus fel. “Door de open grenzen verdienen wij als Nederland en als Nederlanders heel veel geld. De omzet van de handel met Oost-Europa is 90 miljard euro per jaar. Er werken meer Nederlanders in andere Europese landen dan Europeanen werken bij ons. Henk en Ingrid moeten zich realiseren dat hun volgende baan mogelijk straks uit die landen komt. Uiteraard, de randverschijnselen van het Europese vrije verkeer moet je aanpakken. Ik heb veel kritiek op Lodewijk Asscher, maar het misbruik van arbeidskrachten heeft hij goed op de agenda gezet. Ik denk dat de overheid een taak heeft om ervoor te zorgen dat de verdringing op de arbeidsmarkt scherp in de gaten wordt gehouden zonder dat het vrije verkeer in de EU in gevaar komt. (…) De overheid moet ook een rol spelen om mensen die door robotisering en digitalisering hun baan verliezen weer een nieuw perspectief te geven. Een soort nieuwe New Deal. Mensen wier competenties niet meer voldoen voor het huidige arbeidsmarktaanbod, zullen bijgeschoold moeten worden en de overheid moet daarbij helpen.”

Deens model

Om dit te bereiken zal de arbeidsmarkt omgevormd moeten worden, wellicht naar Deens model. In Denemarken kunnen mensen namelijk sneller ontslagen worden, maar worden zij ook sneller doorgeleid naar nieuw werk, zo nodig met scholing. Grapperhaus weet niet of dit model helemaal toepasbaar is in Nederland, “maar we moeten er zeker naar kijken. De Wet Werk en Zekerheid (WWZ) die Asscher introduceerde voor de Nederlandse arbeidsmarkt is in ieder geval een onding. Er zijn nominaal wel meer vaste banen bijgekomen, maar dat komt vooral door de aantrekking van de economie. Het aantal flexwerkers en zzp’ers groeit nog steeds en dat werkt de ongelijkheid tussen flex en vast verder in de hand. Als je jongeren alleen maar in flexcontracten stopt, bouwen ze niks op en blijven ze achter in hun loopbaan. Ik roep al tien jaar dat iedereen na een jaar een vast contract zou moeten krijgen, maar ook sneller ontslagen moet kunnen worden zonder dat altijd tussenkomst van een rechter nodig is. Daarbij zou een soort verplichting moeten bestaan om mensen naar nieuw werk te begeleiden. Bedrijven zouden zich daarvoor kunnen verzekeren.”

Geen moraalridder

Welke rol de advocatuur in dat proces zou kunnen spelen weet hij niet meteen. “In hoeverre moet je als advocatenkantoor een partij bijstaan die een beursgenoteerde onderneming wil overnemen om die vervolgens in stukken te verkopen? Ik vind dat dat moet kunnen, want dat is de vrije markt. Bij ondernemen geldt:  If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen. Ik vind wel dat bedrijven die zich nestelen in de samenleving daarin moeten investeren.”

Lees het gehele interview met Ferdinand Grapperhaus in het nieuwe nummer van Mr. dat dinsdag 4 april verschijnt.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven