Leegstandschade: verhuurder wel, maar garant niet

Delen:

Het arrest van de Hoge Raad van 17 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:278) lijkt het sluitstuk te zijn van een reeks arresten over de verhaalsmogelijkheden van de verhuurder, en de regresmogelijkheden van de garant, bij leegstandschade van de verhuurder na faillissement van de huurder. De stand van zaken is nu als volgt:

  • na faillissement van de huurder, kan zowel de verhuurder als de curator van de huurder de huurovereenkomst ex art. 39 Fw tussentijds beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van (in beginsel) maximaal drie maanden (waarbij de huurprijs vanaf datum faillietverklaring een boedelschuld is);
  • dit betreft een regelmatige wijze van huurbeëindiging, die jegens de faillissementsboedel geen recht doet ontstaan op schadevergoeding wegens gederfde huur, óók niet indien dit contractueel is bedongen;
  • een dergelijk schadebeding is echter niet nietig jegens de gefailleerde huurder zelf;
  • een faillissement brengt geen veranderingen in de verplichtingen uit een garantie (tenzij anders is bedongen);
  • de verhuurder die onder een bankgarantie claimt (en uitgekeerd krijgt) is dientengevolge niet ongerechtvaardigd verrijkt;
  • de eventueel uit de garantie voortvloeiende regresvordering op de gefailleerde huurder kan niet worden uitgeoefend jegens de failliete boedel (waarbij niet uitmaakt op welke wijze verhaal op de boedel wordt gezocht).

Prettig voor de verhuurder is dat een verstrekte garantie volledige waarde behoudt in faillissementssituaties. Keerzijde is dat het nagenoeg onmogelijk is een bank te vinden die nog garant wil staan voor leegstandschade (aangezien zij dus moet uitkeren zonder regres te kunnen nemen). De concerngarantie zal daarom vermoedelijk in populariteit stijgen, terwijl daarnaast zal worden gezocht naar constructies waarbij een zo groot mogelijk deel van de schade wél onder de reikwijdte van de bankgarantie valt.

Tot slot een signalering: de Hoge Raad laat bij arrest van 10 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:405) het oordeel van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand dat géén huurbescherming toekomt aan een huurster die een kasteelrestaurant huurt en tevens cateringdiensten verleent, nu (1) deze gemengde overeenkomst niet splitsbaar is, (2) de regels omtrent huuropzegging (van huurovereenkomsten betreffende 290-bedrijfsruimte) met die van een overeenkomst tot opdracht onverenigbaar zijn en (3) de cateringdiensten centraal staan.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven