Nederland zet relatief weinig kroongetuigen in

Delen:

Foto: Pixabay

Vergeleken met andere landen zijn de barrières in Nederland om tot inzet van kroongetuigen te komen hoog. Dat concluderen Leidse rechtsgeleerden in het vandaag verschenen onderzoeksrapport Collaboration with Justice in the Netherlands, Germany, Italy and Canada. Het rapport laat zien hoe kroongetuigen in deze vier landen worden geworven en de eisen die aan hun inzet worden gesteld.

Uit het onderzoek blijkt dat de inzet van kroongetuigen in het Nederlandse strafproces de afgelopen tien jaar tot een aantal aansprekende resultaten heeft geleid, zoals in het Passage-proces (of het Amsterdams liquidatieproces). Wel staat het gebruik van kroongetuigen in vergelijking met de andere onderzochte landen nog in de kinderschoenen. Dat komt onder meer door de strenge eisen die de Nederlandse wet stelt aan de inzet van kroongetuigen. Die strenge wetgeving is een direct gevolg van de IRT-affaire midden jaren negentig. Het zijn tot dusver uitsluitend verdachten van zware delicten die van de huidige kroongetuigenregeling profiteren, terwijl de regeling juist was bedoeld om kleinere vissen tot medewerking te bewegen.

Ook blijkt het aanbod dat justitie kan doen niet altijd aantrekkelijk genoeg voor criminelen die overwegen met justitie te gaan samenwerken. In het buitenland kan in bepaalde gevallen justitie de strafoplegging onder omstandigheden geheel achterwege laten, in Nederland kan dit niet. Tegelijkertijd lopen de mogelijkheden tot strafvermindering in Nederland niet wezenlijk uit de pas met de mogelijkheden in het buitenland – althans voor zover het de verdenking van ernstige delicten betreft.

Aanleiding voor het onderzoek is de al langer bestaande wens van het Openbaar Ministerie om de wettelijke regeling voor de inzet van kroongetuigen te verruimen. Een team van Leidse onderzoekers onderzocht hoe de regeling in Nederland wordt toegepast en wat Nederland kan leren van de inzet van en regelingen omtrent kroongetuigen in Duitsland, Italië en Canada. Het onderzoek is verricht in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Het onderzoek geeft aanleiding om de wettelijke regeling opnieuw te bekijken, mede gelet op de hoge juridische en praktische barrières om tot inzet van kroongetuigen te komen en het feit dat de regeling op onderdelen anders uitpakt dan aanvankelijk door de wetgever is bedoeld. Voor wat betreft de getuigenbescherming laat het onderzoek zien dat er breed draagvlak bestaat voor versterking van de controle op de afspraken die in dat verband met de kroongetuige zijn gemaakt.

Het onderzoeksrapport Collaboration with Justice in the Netherlands, Germany, Italy and Canada is integraal te raadplegen via de website van het WODC.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven