Een bewering die in het geheel niet werd gedeeld door staatssecretaris Fred Teeven die eigenlijk geen grote problemen ziet. Zijn stelling kwam er in het kort op neer dat een rechtsstaat niet een statisch gegeven is, maar net als de samenleving waarvan deel wordt uitgemaakt voortdurend in beweging is.
Het jaarcongres van de Orde versobert en verzakelijkt elk jaar een beetje meer. Was het voorheen elk wat wils, en werd nuttig en aangenaam nadrukkelijk gecombineerd, nu zijn voor vrijwel alle deelsessies opleidingspunten te halen, hetgeen een indicatie zou moeten zijn van een zeker niveau. Goede zaak voor een organisatie die zo hamert op het belang van kwaliteitsverbetering. Maar dan blijft het toch een beetje vreemd dat alleen maar door het bijwonen van een quizje over gedragsregels zo’n punt verdiend wordt. De nuancering daarbij is dan wel, zo valt op de website van de Orde te lezen: “tegenwoordig is het de verantwoordelijkheid van elke advocaat om zélf te bepalen of het gevolgde of gegeven onderwijs de vakbekwaamheid ten goede is gekomen en daardoor puntwaardig is.”
In de afsluitende discussie poneerde Thom de Graaf, voorzitter van de Raad van Advies van de Orde, de stelling dat het imago van de advocaat de allerhoogste prioriteit moet hebben. Ironisch dus dat uitgerekend hij in het slotcabaret van Toren C (“Schurende satire, waarin hilarisch leedvermaak strijdt met compassie en plaatsvervangende schaamte het aflegt tegen absurdistische humor”) onvoorstelbaar te grazen werd genomen waardoor in ieder geval het imago van de Advocatenorde als gastvrije organisatie een behoorlijke deuk opliep.