Mr.
20 / Mr. 3 2019 Snel op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in het recht? Ook daarvoor kunt u in Mr. terecht. In de rubriek Snelrecht belichten vooraanstaande juristen periodiek de ontwikkelingen op hun rechtsgebied. FISCAAL RECHT CRYPTOBELEGGERS EN AANGIFTE D e aangiftebrieven voor 2018 zijn alweer een tijd geleden verstuurd. Ik sluit niet uit dat veel particuliere cryptobe- leggers wel even hebben getobd met hun aangifte 2018. Bezitters van cryptovaluta – in de volksmond bitcoins – moeten namelijk een waardering toekennen aan deze volatiele vermo- gensbestanddelen en dat is bepaald niet eenvoudig. Het wordt nog lastiger nu op internet staat dat de Belastingdienst ‘crypto- valuta’ als een van aandachtspunten van de aangifte 2018 heeft aangemerkt: “Wie in het bezit is van cryptovaluta, behorend tot het privévermogen, geeft de waarde in het economisch verkeer aan op 1 januari (peildatum). Gebruik hierbij de koers op de peildatum van het gebruikte omwisselplatform .” Deze opm erking, ook te vinden op website van de Belasting- dienst, ro ept vragen op. Wat wordt bedoeld met ‘het gebruikte omwisselplatform’? Het platform waar de cryptomunten zijn aangeschaft, hoeft niet hetzelfde te zijn als waar deze munten worden bewaard of ter verkoop zouden zijn aangeboden (ze zijn immers niet verkocht). Bovendien kunnen crypto’s offline wor- den bewaard zonder ‘gebruik te maken’ van een platform. Daar- naast laten verschillende platforms uiteenlopende waarderin- gen zien. Moet dan de hoogste of mag de laagste in aanmerking worden genomen? Dat zijn dan slechts de praktische vra- gen. Fiscalisten zullen zich afvragen waarom belastingplichtigen eigenlijk de koers van ‘het gebruikte omwisselplat- form’ moeten gebruiken. De Wet IB 2001 schrijft immers waardering voor naar ‘de waarde in het economische verkeer’. Vol- gens de rechtspraak is dat ‘de prijs die de meestbiedende gegadigde na de beste voorbereiding op het meest geschikte moment bereid is te betalen’. Het is misschien niet onlogisch dat de Belastingdienst aansluiting zoekt bij het waarderingsvoorschrift voor beursaandelen (de slotkoers in een officiële prijscourant), maar er zijn belangrijke verschillen tus- sen aandelen en crypto’s en – niet in de laatste plaats – de ‘onof- ficiële prijscourant’ waarin deze zijn opgenomen. Zo logisch is het dus wellicht toch niet. Tevens laat de rechtspraak zien dat bij de waardering van vermogensbestanddelen ook waardedruk- kende omstandigheden relevant kunnen zijn die niet tot uit- drukking komen in een ‘officiële prijscourant’. Hopelijk heeft de cryptobezitter de tijd tot het aangifte-ei moet zijn gelegd (1 mei) nuttig gebruikt en op waarde weten te schatten. Koos Boer is hoogleraar algemeen belastingrecht aan de Univer- siteit Leiden en eigenaar van Lubbers & Boer B.V. INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT VERZET AANTASTING BOUWWERK: ALLEEN BIJ REPUTATIESCHADE E en architect kan zich alleen met succes verzetten tegen een aantasting van een door hem ontworpen bouwwerk, als die aantasting hem ook reputatieschade oplevert. Dat heeft de Hoge Raad beslist in een zaak over de ve rbouwing van een kantoorpand (HR 29 maart 20 18, IEF 18353 (D ijkstra/De 4 Jaargetijden)). Architect Dijkstra maakte daar bezwaar tegen op grond van zijn auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten. Rechtbank en gerechtshof beslisten eerder al dat de verbouwing, die ten doel had het veertig jaar oude kantoorpand, dat al zeven jaar leeg stond, een woonbestemming te geven, toelaatbaar is. Het gaat om interpretatie van artikel 25 lid 2 sub c en d Auteurs- wet. Volgens ‘sub d’ kan de auteur zich verzetten tegen“elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid”. De Hoge Raad bevestigt nu dat een auteur “zich slechts dan op grond van deze bepa- ling tegen een aantasting van zijn werk kan verzetten, indien deze aantasting tot repu- tatieschade kan leiden , ook wanneer de aan- tasting bestaat in een misvorming of ver- minking van het werk”. (3.5.4.) “Bij de beantwoording van de vraag of een aan- tasting […] tot reputatieschade kan lei- den, brengt reeds de aard van dit vereiste mee dat het erom gaat hoe het relevante publiek hierover denkt.” (3.6.2.) Daarbij zijn van belang “de aard en ernst van de aantasting, de mate van bekendheid van het werk en van de maker bij het rele- vante publiek, de reden voor de wijziging waarin de aantasting is gelegen, de waarneembaarheid daarvan voor het relevante publiek, en de tijd die reeds is verstreken tussen de voltooiing van het werk en de aantasting”. Dat is een belangenafweging. Volgens ‘sub c’ heeft een auteur “ het recht zich te verzetten te- gen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de rede- lijkheid”. Of verzet tegen wijziging redelijk is dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waarbij “indien het gaat om bouwwerken, bijzonder gewicht toekomt aan de reden voor de wijziging, die veelal gelegen zal zijn in een wijziging van de bestemming of gebruiksfunctie van het bouwwerk”. Dat Dijkstra zich heeft opengesteld voor over- leg en alternatieven heeft aangedragen, brengt op zich niet mee dat zijn verzet daardoor wel redelijk is. Kortom, als er een goede reden voor is, mag een gebouw worden verbouwd. (Tenzij de eigenaar het erg bont maakt, zoals bij Na- turalis in Leiden, z ie Snelrecht van 21 april 2017 en I EF 16715. ) Dirk Visser is advocaat bij Visser Schaap & Kreijger en hoogle- raar intellectueel eigendomsrecht aan de Universiteit Leiden.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=