Mr.

22 / Mr. 4 2019 Snel op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in het recht? Ook daarvoor kunt u in Mr. terecht. In de rubriek Snelrecht belichten vooraanstaande juristen periodiek de ontwikkelingen op hun rechtsgebied. FINANCIEEL STRAFRECHT GLUREN BIJ DE BUREN 0 nderweg in trein of vliegtuig wordt men soms ongewild deelgenoot van andermans communicatie. De ene reiziger voert telefoongesprekken die op meters afstand nog te vol- gen zijn. De andere reiziger plaatst zijn beeldscherm zo dat de buurman welhaast gedwongen wordt mee te kijken. Dit soort situaties kan juridisch interessant worden indien de reiziger zich blijkt bezig te houden met een koersgevoelig onderwerp. De me- dereiziger doet dan mogelijk voorkennis op – en wat dan? De Commission des sanctions van de AMF, de Franse toezichthou- der op de financiële markten, heeft daar onlangs een interessante uitspraak over gedaan (zie www.amf-france.org / SAN-2019-05). Een werknemer van UBS kon zijn ogen niet geloven toen hij in de Eurostar van Londen naar Parijs op het beeldscherm van zijn buurman de contouren van een overnamedeal ontwaarde. Niet alleen de aspirant-bieder, maar ook de doelwitvennootschap ver- scheen in beeld, evenals de financiële omvang van de deal en een conceptpersbericht. De UBS-werknemer mailde dit onmiddellijk door aan zijn collega, die op zijn beurt geen moment aarzelde om intern een financieringsvoorstel te laten opstellen en extern con- tact te laten leggen met de aspirant-bieder. In de toevallig verkre- gen informatie zagen de enthousiaste UBS-werknemers een uit- gelezen kans om spontaan hun diensten aan te bieden. Mocht dat, of hebben deze UBS-werknemers hiermee wederrech- telijk voorwetenschap medegedeeld aan anderen? De Commission des sanctions meent dat het gedrag, ook onder de Mar- ket Abuse Regulation (MAR), niet ontoe- laatbaar is. Zij refereert aan de uitspraak van het Hof van Justitie EU in de zaak van Grøngaard en Ban g (ECLI:EU:C:2005:708). De bankmedewerkers zijn weliswaar in het bezit gekomen van voorwetenschap, maar zij hebben deze slechts aan anderen bekend gemaakt bin- nen de normale uitoefening van hun beider functies. Er bestond een voldoende nauwe relatie tussen die functies en het delen van de voorwetenschap, terwijl die functies het voor hen ook strikt noodzakelijk maakte deze voorwetenschap te delen, zo oordeelt de Commission. Volgens haar zijn de bankmedewerkers niet ver- der gegaan dan nodig. Dit betekent uiteraard niet dat men toevallig verkregen voorwe- tenschap ten grondslag mag leggen aan orders of transacties. Handel met voorwetenschap blijft uit den boze, maar ‘pitchen’ met voorwetenschap kan geoorloofd zijn. Daan Doorenbos is hoogleraar ondernemingsstrafrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en partner bij Stibbe. FAILLISSEMENTSRECHT RUIMERE BESCHERMING VOOR GEFAILLEERDE BELASTINGPLICHTIGE O nlangs heeft de Hoge Raad de gebrekkige rechtsbescher- ming voor een gefailleerde belastingplichtige gerepa- reer d (ECLI:NL:HR:2019:589). De onderliggende feiten waren de volgende. Haeresteijn Holding B.V. heeft beroep inge- steld tegen aanslagen dividendbelasting. Nadat Haeresteijn fail- liet is verklaard hebben haar curatoren van de rechter-commissa- ris machtiging gekregen deze beroepsprocedures over te nemen en in te trekken. Haeresteijn en haar bestuurder hebben tegen de beschikking van de RC hoger beroep ingesteld bij de rechtbank. Die verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, waarop Haeres- teijn en bestuurder in cassatie gaan. De Hoge Raad stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak het recht van hoger beroep tegen een beschikking van de RC uitsluitend toekomt aan twee categorieën belanghebbenden die dienen te worden aangemerkt als‘partij’ bij de beschikking. Vervolgens stelt de Hoge Raad dat het stelsel van de Faillissementswet mee- brengt dat de gefailleerde niet via hoger beroep kan opkomen te- gen een beschikking van de RC over de erkenning van ter verifica- tie ingediende schuldvorderingen of daarmee gelijk te stellen beslissingen. In dat stelsel is gewaarborgd dat op een an- dere wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de gefailleerde, doordat de gefailleerde de mogelijkheid heeft een ter verificatie ingediende vordering of een gestelde voorrang te betwisten. Die be- twisting heeft tot gevolg dat het proces- verbaal van de verificatievergadering na beëindiging van het fail- lissement tegenover de gefailleerde niet een voor tenuitvoerlegging vatbare titel oplevert. Dit stelsel is echter niet toepasbaar op een aan de gefailleerde op- gelegde belastingaanslag. Dat komt omdat de juistheid en de hoogte van een dergelijke aanslag alleen kan worden aangetast door gebruik te maken van de daartoe aangewezen bestuursrech- telijke weg. Wordt die weg niet of niet met succes bewandeld, dan staat de (hoogte van de) aanslag jegens alle betrokkenen vast. Volgens de Hoge Raad brengt een behoorlijke rechtsbe- scherming dan ook mee dat een beschikking waarbij een RC een curator machtigt een door de gefailleerde belastingplichtige in- gestelde bestuursrechtelijke procedure over een belastingaanslag over te nemen en nadien terstond in te trekken, voor de gefail- leerde belastingplichtige (en niet voor haar bestuurder) bij wijze van uitzondering toch voor hoger beroep vatbaar is. Overigens merkt de Hoge Raad nog op dat een curator niet de bevoegdheid heeft om een procedure over te nemen, met bui- tengedingstelling van de schuldenaar, wanneer deze betrek- king heeft op de oplegging van strafrechtelijke en daarmee ge- lijk te stellen sancties zoals fiscale boetes. Ruud Brunninkhuis is advocaat bij Buren.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=