Mr.

Mr. 5 2019 / 31 “FUNDAMENTELE RECHTEN MOETEN NIET WORDEN WEGGEMOFFELD TEN BEHOEVE VAN DE PROCESECONOMIE” INTERVIEW rechter kreeg dat rapport gisteren, morgen hebben we de zitting en dat is het dan. Dat is niet meer zorgvuldig. De politie wordt on- derbetaald de straat op gestuurd en beweegt zich in situaties waarin ik niet zou willen zitten. We hebben die mensen hard nodig. We hebben ook een integer OM nodig en of- ficieren die niet een dag per week kwijt zijn met het kopiëren van stukken. Iedereen in de keten moet gewoon zijn werk goed kun- nen doen, maar ik zie meer en meer officieren, rechters en advocaten die hun dossiers niet meer goed kennen, omdat ze er gewoon de tijd niet meer voor hebben. Daar is de burger de dupe van. De kwaliteit van de strafrechtsple- ging kalft af, maar we merken het niet. Alsof er elke dag een millimeter van een stoel wordt gezaagd, zoals Roald Dahl beschrijft in zijn boek Griezels. Als je elke dag een mi- nuut minder tijd krijgt om je zaken voor te bereiden, lijkt dat niet dramatisch. Totdat je na jaren terugkijkt en ziet hoezeer de kwaliteit is teruggelopen. “Dat Dekker zoekt naar andere manieren om conflicten te beslechten snap ik wel, maar juist in het strafrecht kan dat niet. Het strafrecht is namelijk een conflict dat de overheid begint. Je kunt niet met een buurtrechter een moordzaak oplossen. Daarvoor heb je een opsporingsap- paraat nodig, officieren van justitie, advocaten, rechters, de reclassering en dat kost geld. Mediation in het straf- recht kan een rol spelen om zittingen te voorkomen, maar dat is slechts in een gering aantal zaken een oplos- sing. Ik heb zelf positieve ervaringen met mediation en ik vind dat elke advocaat daarmee ervaring zou moeten op- doen. Als problemen tussen mensen op een goede manier opgelost kunnen worden, moet je dat doen. Zeker als ie- mand een strafbaar feit bekent en met een slachtoffer in gesprek wil gaan om tot een bevredigende afdoening te komen, en het slachtoffer wil dat ook, is zo’n gesprek te prefereren boven een onzeker strafproces dat vier jaar duurt. Ik ben ambivalenter over het sluiten van deals tus- sen OM en verdachte. Het gevaar is reëel dat zonder rech- terlijke toetsing dit soort deals onder druk tot stand ko- men. Bedrijven kunnen er belang bij hebben, dat geef ik toe. Ook voor andere cliënten kan het belangrijk zijn om een zitting te voorkomen en snel duidelijkheid krijgen. Als er onnodige proceskosten kunnen worden bespaard door op onderdelen van een zaak te onderhandelen, ben ik niet per se tegen. Maar we zullen scherp in de gaten moeten houden dat fundamentele rechten niet worden weggemoffeld ten behoeve van de proceseconomie.” SLACHTOFFERRECHTEN “Wat Richard Korver voor elkaar heeft gekregen op het gebied van slachtofferrechten vind ik knap. Wel maak ik me zorgen over de manier waarop sommige slachtoffers gebruik maken van hun spreekrecht. Er worden bedreigingen geuit in de rechtszaal. Er wordt gescholden. Rechters treden daar te weinig corrigerend tegen op. Als advocaat van de verdachte kan ik er ook weinig tegen inbrengen. Persoon- lijk kan ik er begrip voor opbrengen dat emoties hoog oplopen, maar juridisch moet een rechter optreden tegen bedreigingen die tijdens zijn zitting worden geuit. Ik heb een zaak ge- had waarin het slachtoffer tegen de officier van justitie zei: ‘Ik heb nu, tijdens de zitting, een halve dag naar de verdachte kunnen kijken en het is hem. Hij heeft het ge- daan.’ Vind je dat gek? Als je zo onder spanning staat, loop je een tunnel in. Er ontstaat op zo’n manier een on- aanvaardbare ongelijkheid in de rechtszaal, terwijl er nog niemand is veroordeeld. Dat is tricky. Zowel de rechtbank als de officier van justitie zag dat gelukkig ook en besloten dit slachtoffer niet alsnog als getuige te ho- ren. De rechtbank sprak mijn cliënt vrij. Maar ik denk dat deze verklaring door veel magistraten wel als bewijs zou zijn gebruikt.” STRAFBESCHIKKING “Dat is ook mijn bezwaar tegen de strafbeschikking. Ik vind het principieel onjuist dat een officier van justitie degene is die een schuld vaststelt van iemand die hij toch al verdacht vindt. Dat moet een rechter doen. Uit de Kamerstukken blijkt dat er geen twijfel over de schuld mag zijn als een strafbeschikking wordt opge- legd. Het staat met zoveel woorden op de strafbeschik- king: wij hebben geconstateerd dat u een strafbaar feit heeft gepleegd. Maar in de praktijk blijkt dat de officier van justitie helemaal niet de positie heeft om dat te con- stateren. Nergens op de strafbeschikking staat wat er precies zou zijn gebeurd, wat de bewijzen zijn. Pas wie in verzet gaat, krijgt een dossier. Nu blijken ook nog eens onbevoegde mensen die beschikkingen te hebben uitgevaardigd. Dat is echt heel zorgelijk. Het OM belooft dat het van de ervaringen leert en zegt dat het in de toe- komst allemaal goed zal komen, maar ondertussen is het wel misgegaan. De NVSA vindt daarom dat er een herzieningsmogelijkheid moet komen. Alle mensen die een strafbeschikking hebben aanvaard door geen verzet aan te tekenen moeten alsnog de kans krijgen om hierop terug te komen. Niet alle beschikkingen hoeven te wor- den te vernietigd, maar geef mensen de gelegenheid om hun zaak nog eens te bekijken. Pas dan neemt de over- heid echt verantwoordelijkheid. En daar gaat het mij om: wie zelf regels uitvaardigt, dient zich daaraan te houden.”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=