Mr.

Mr. 5 2019 / 49 van de cassatierechtspraak. “Ik was dus niet helemaal ver- rast.” Aan de ene kant leek het werk hem ontzettend mooi en uitdagend, aan de andere kant was hij nog jong: 43. “Een punt van aarzeling was ook dat ik als hoogleraar nog een aantal boeken wilde schrijven en het raadsheerschap mocht je toen nog niet combineren met een hoogleraar- schap. Ik heb eerst die boeken geschreven en dus een jaar of vijf op de lijst gestaan. Toen veranderden de regels, en kon ik mijn hoogleraarschap behouden.” In 2008 werd Feteris benoemd in de Hoge Raad. Bij zijn voorganger Geert Corstens verliep het polsen min- der gladjes. “Niet ik werd niet benaderd, maar een van mijn broers”, vertelt hij. “Ik was hoogleraar strafrecht en strafvordering in Nijmegen, mijn broer was hoogleraar nucleaire geneeskunde aan dezelfde universiteit.” Broer Corstens kreeg in de jaren tachtig van de vorige eeuw een telefoontje van de secretaresse van de toenmalige presi- dent van de Hoge Raad: de president wilde graag een ge- sprek over een aanbeveling voor de Hoge Raad. “Mijn broer antwoordde dat ze waarschijnlijk een ander zoch- ten. Toen dat was rechtgezet heb ik een gesprek gehad met de toenmalige aankomend president Ras en zo ben ik op de aanbevelingslijst gekomen.” Dat de weg naar (toen nog) het Lange Voorhout een lange kan zijn, blijkt wel uit het feit dat Corstens uiteindelijk acht jaar op de aanbevelingslijst stond. “Ik heb een aantal malen gezegd dat ik er niet aan toe was. Ik vond mezelf te jong en ik wilde een boek over strafprocesrecht afmaken. ‘Laat mij nog maar even onderaan bungelen’, zei ik dan. “Dat kun je doen zolang je niet op de tweede plaats staat. Maar zodra je op plaats twee staat en er een vacature is in de kamer waar je voor bent geselecteerd, schuif je naar de eerste plaats.” Dat gebeurde toen de toenmalige president Royer hem voor het blok zette met de woorden: “Het is nu of nooit.” Toen hapte Corstens wel toe. “Ik had veertien jaar aan de universiteit gewerkt, ik had behoefte aan iets anders, en het meewerken aan de ontwikkeling van het recht vond ik heel uitdagend.” Acht jaar in de wachtkamer bracht wel een nadeel mee. “Op een gegeven moment werd mij duidelijk dat ze op de universiteit niet veel rekening meer met me hielden, om- dat ik toch zou weggaan. Je positie is een beetje wankel geworden. Dat is ook een reden waarom advocaten niet te lang op de lijst willen staan. De cliënt denkt: ‘Hij maakt die zaak toch niet af.’ En dat begrijp ik ook wel.” GEEN EENZAAM BESTAAN Zowel Feteris als Corstens paste de cassatierechtspraak als een jas. Feteris: “Ik vond het vanaf het begin ontzettend leuk, ging fluitend naar mijn werk. Het is heel inspirerend om intensief op topniveau samen te werken. Als een advo- caat of een belastingadviseur een advies geeft of een pro- cesstuk schrijft, doet hij dat meestal in zijn eentje, of met inbreng van één iemand anders. Maar hier bespreek je een controversiële zaak met tien topmensen. En daar komt altijd iets uit dat beter is dan wanneer ieder het op zijn eigen houtje zou doen. Van buiten bestaat misschien het idee dat het hier een eenzaam bestaan Maarten Feteris (Hoge Raad): “Mensen met een heel sterk ego passen hier minder goed.” HOGE RAAD

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=