Mr.

Mr. 7 2019 / 51 “WETGEVINGS- AMBTENAREN KRIJGEN STEEDS MINDER RUIMTE OM KRITISCH TE ZIJN” DIMENSIES VAN KWALITEIT Béter misschien, zegt de Leidse hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans, maar de perfécte wet be- staat niet. “Er zijn verschillende dimensies van kwaliteit van wetgeving. Is een wet rechtsstatelijk aan de maat? Meestal wel. Is het beleid dat er in zit – bijvoorbeeld het verbeteren van koopkracht, gelijke kansen, eerlijke ver- houdingen aan de maat? Dat kun je eigenlijk alleen poli- tiek meten. Is de wet het juiste middel om het doel te be- reiken? Naast deze ‘instrumentele dimensies’ zijn er ook nog de politieke dimensies: worden de relevante belangen goed meegenomen, is de wet vooralsnog een goed com- promis, zorgt het voor politieke vrede of stabiliteit op de korte en langere termijn?” Een goede wet maken wordt nog complexer als er nog an- dere dimensies opduiken, zegt Voermans, coauteur van het boek Wetgevingsleer , dat twintig jaar geleden voor het eerst verscheen. “Is de wet goed uit te voeren en te hand- haven? Is de wet toegankelijk en begrijpelijk? Wordt de wet goed gecommuniceerd en is er dan voldoende aanpas- singstijd? Is die wet niet te duur, komt ie niet te laat of te vroeg? Maar vooral: wordt met de wet het goede signaal namens de overheid afgegeven, zodat die een goede kans heeft blijvend draagvlak te creëren? Al die kwaliteitsdi- mensies zijn tegelijkertijd van belang, maar in heel veel gevallen leiden die dimensies tot tegenstrijdigheden: ef- fectief snel handelen en tegelijkertijd lang en zorgvuldig voorbereiden, ze moeten juri- disch waterdicht zijn en tegelijkertijd niet duur en geen regeldruk veroorzaken.” EVALUATIE Vandaar Voermans’ verzuchting: de perfecte wet bestaat niet. Maar toch: had de wetge- ver problemen die zich na de invoering voor- doen, vooraf moeten kunnen voorzien? En: in hoeverre is de wetgever bereidt reke- ning te houden met wetsevaluaties? Daarvan zijn er twee soorten. Ex ante: tijdens het wetge- vingsproces wordt al ingeschat wat de gevolgen van een wet zijn. Met die uitkomsten wordt te weinig gedaan, vindt Rob van Gestel, hoogleraar theorie en methode van wetgeving in Tilburg. En ex post evaluatie van een wet komt vaak te snel. “Ooit gebeurde dat na vijf jaar, tegen- woordig al na twee of drie jaar. Maar wat meet je dan: de kinderziektes van de wet? De uitvoeringsproblemen? Of de effecten van de wet?” Politieke hijgerigheid, noemt Van Gestel dat, wat wetgeving niet ten goede komt. En ertoe leidt dat juridische onderzoekers steevast kritiek uitoefenen op nieuwe wetten. Maar die kijken anders naar ‘evidence based’ voor wetgeving dan bewindspersonen. Als een minister een wet voorbe- reidt, dan wil hij zijn beleidsidee erdoor krijgen. “Hij gaat dan de voordelen van zo’n wet, ook de vermeende voorde- len, breed uitmeten en tegenspraak en kritiek laat hij aan de Tweede Kamer en de Raad van State. Die gaat hij niet wijzer maken dan ze zijn. Dat bewijzen en data die niet goed van pas komen en worden weggelaten, heb ik in meerdere studies aangetoond.” Van Gestel noemt de invoering van het alcoholslot. “Al vroeg in de wetsvoorbereiding zeiden wetenschappelijke adviseurs: wil je weten of dit effectief is dan moet je op kleine schaal een experiment uitvoeren, en niet alleen kijken naar landen waar dit alcoholslot goed functio- neert. Dat advies werd ondergeschikt gemaakt. Het moest en zou landelijk worden ingevoerd, maar dat leidde er in dit geval toe dat onze hoogste bestuursrechter later op de remmoest trappen.” HOFHOUDING Maar waarom steken wetgevingsambtenaren niet eerder hun vinger op? Simpel, denkt Van Gestel: die krijgen steeds minder ruimte om kritisch te zijn. “Er is sprake van een trend: bewindspersonen organiseren een hofhou- ding om zich heen. Ze belijden met de mond dat ze tegen- spraak belangrijk vinden, maar je moet het eens probe- ren. Die tegenspraak bereikt de Raad van State ook niet. Daar zouden ze meer eigen onderzoek moeten uitvoeren naar de werking van wetten en niet alleen vertrouwen op materiaal dat de minister aanlevert – en strategisch weglaat.” Dat wetgevingsjuristen minder ruimte krij- gen, herkent Bert Niemeijer wel. Maar als rector van de Academie voor Wetgeving vindt hij een nuancering op z’n plaats. “Er is onder juristen veel discussie over het ge- wicht van de juridische functie, dus wat ze kunnen inbrengen in het departement. De politieke situatie is de laatste tijd ronduit WimVoermans (Universiteit Leiden): “De perfecte wet bestaat niet.” WETGEVING

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=