Mr.

6 / Mr. 9 2019 NIEUWS De verliezer in een civiele zaak betaalt in Nederland vaak maar een deel van de proceskosten van de winnaar. Dat uitgangspunt staat echter ter discussie. Want is het niet rechtvaardiger om de verliezer vaker tot een volledige pro- ceskostenvergoeding veroordelen? J a, vindt advocaat Anna Kitslaar (Van Iersel Luchtman), die inhaakt op een pleidooi van haar collega’s Dineke van Dal en Mark Geurts in een beschouwing in het CompendiumBeslag en Exe- cutierecht (2018). Kitslaar is kritisch over de huidige praktijk van het zogeheten liquidatietarief als uitgangspunt van de proceskostenveroorde- ling in civiele procedures. Dat tarief is gebaseerd op een pun- tensysteem, waarbij de punten afhankelijk zijn van het belang van de zaak en de verrichte werkzaamheden. De Hoge Raad heeft bepaald dat alleen in buitengewone omstandigheden (‘misbruik’) ruimte is voor een uitzondering op dit systeem. Dan kunnen de volledige proceskosten worden vergoed. Waar- om, vraagt Kitslaar zich af, wordt die volledige proceskostenver- goeding niet vaker toegepast, zoals nu al gebeurt in zaken over intellectueel eigendom op basis van de Europese Richtlijn 2004/28/EG? Het is Kitslaar er niet om te doen dat in iedere zaak de gemaakte kosten onbegrensd moeten worden doorberekend. “Maar ik vind dat misbruik eerder moet worden aangenomen.” Ze wijst erop dat het liquidatietarief niet bindend is. “De rechter wijst vaak op de automatische piloot de forfaitaire bedragen toe.” En dat leidt, vindt Kitslaar, tot onrechtvaardige uitkomsten. “Denk aan partijen die te goeder trouw zijn en tegen hun wil in een procedure zijn gedwongen door een gedaagde, die een onre- delijke vordering heeft en liegt in een processtuk. De gedaagde partij kan achterblijven met heel veel kosten die hij nergens kan verhalen. Of denk aan zaken waarbij de grotere partij dreigt met procederen, om druk uit te oefenen zodat de kleinere partij gaat schikken.” En andersom zal de kleinere partij als ei- ser wel uitkijken als hij proceskosten niet kan verhalen op de grotere wederpartij. “Kleine partijen met een relatief kleine vor- dering nemen dan vaak niet het risico om te procederen. Dan komen grote bedrijven ermee weg.” Grondrecht Wetenschapper Charlotte Vrendenbarg (Universiteit Leiden), die in 2018 promoveerde op Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken, heeft een heel andere mening. “In Nederland is de gedachte dat de hoogte van proceskostenveroordeling niet afhankelijk mag worden gesteld van de ernst van de materiële gedragingen”, zegt zij. “Het materiële recht biedt sancties en remedies voor onrechtmatig genoten winst of de geleden scha- de. Een punitieve proceskostenveroordeling past niet in dit sys- teem.” Het recht op een betaalbare toegang tot de rechter is een grondrecht, aldus Vrendenbarg. “Procederen is op zich niet onrechtmatig”, stelt ze. En voor de gevallen waarin dat wel zo is, heeft de Hoge Raad al een oplos- sing gevonden, namelijk de volledige proceskostenveroorde- ling. Waar Kitslaar stelt dat de volledige proceskostenvergoe- ding juist gunstig is voor de kleinere partijen, betoogt Vrendenbarg het tegenovergestelde. “Toen de volledige proces- kostenvergoeding in IE-zaken was ingevoerd in Nederland, kreeg ik verontrustende geluiden te horen. Sommige advocaten beweerden dat hun cliënten afzagen van procederen, omdat, als je verliest, je enorm hoge kosten van de wederpartij moet betalen.” Vrendenbarg benadrukt: “De regels over proceskostenveroorde- ling bepalen dat de verliezer betaalt. Dit kan de gedaagde partij zijn, maar ook de eiser (de rechthebbende) die bijvoorbeeld het bewijs van de inbreuk niet rond krijgt. Zelfs in sterke zaken be- rusten cliënten liever dan de gang naar de rechter te bewande- len. Dat is vooral aan de orde als de tegenpartij een multinatio- nal is, die een dure advocaat in de arm neemt. Ondernemingen met een grote oorlogskas kunnen de volledige proceskostenver- oordeling juist als pressiemiddel gebruiken om kleinere weder- partijen tot een schikking te dwingen.” Rechtszaken Advocaat Kitslaar wil dat rechters meer aandacht besteden aan de vergoeding voor proceskosten. Rechters maken nu op wisse- lende manier gebruik van de ruimte die ze hebben. Bij schaamteloos bedrog moet de bedrieger de volledige kosten van de tegenpartij betalen. Dat was bijvoorbeeld zo in een zaak bij Rechtbank Noord-Nederland over een onderneming die an- dere bedrijven onder valse voorwendselen een website met de extensie .com of .eu in de maag splitste. Dat de volledige ver- goeding geen zekerheid is bij dubieus procesgedrag, blijkt uit een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over een partij die een vervalst bankafschrift in het geding zou hebben gebracht. Het hof overwoog dat de volledige vergoeding alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of on- rechtmatig handelen, maar dat was in dit geval niet voldoen- de gebleken. (PL) HET PRIJSKAARTJE VAN HET PROCES TER DISCUSSIE PROCESKOSTEN

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=