Mr.

interview 22 / Mr. 1 2020 H alverwege het gesprek moet Arnold Croiset van Uchelen iets van het hart: “Ik ben zeer ongelukkig met de Urgenda-uitspraak van de Hoge Raad. Het is een inbreuk op de trias politica. En opvallend weinig mensen in mijn omgeving zijn daar kritisch over.” We hebben het over de zegeningen van het ka- pitalisme, en over de vraag of het kapitalisme een antwoord heeft op de klimaatcrisis. Van Uchelen antwoordt dat liberaal-kapitalistische regimes bij uitstek in staat zijn om de klimaat- crisis aan te pakken, via prikkels aan de markt om duurzame technologieën te ontwikkelen. Over de Urgenda-uitspraak van de Hoge Raad is hij kritisch. “Je hoort vooral dat het zo fijn is dat juristen nu ook iets bijdragen aan duur- zaamheid: van twintig procent naar vijfentwin- tig procent reductie. Natuurlijk moet een ont- wikkelde economie vooroplopen, zo ontstaat druk op innovatie. Maar ik vind dat dat aan de politiek is. Nog veel belangrijker: ik ben bang voor wat dit met de mensenrechten doet. De mensenrechten zijn er voor iedereen, ze staan boven de politiek. Nu worden deze mensen- rechten ingezet voor een politieke agenda, met het argument dat er in de toekomst mensen kunnen doodgaan door het klimaatbeleid, en dat dat in strijd is met het recht op menselijk leven uit het Europees Verdrag voor de Rech- ten van de Mens.” Zo lust Van Uchelen er nog wel een paar: “Bénédicte Ficq staat al klaar om het roken aan te pakken op basis van het EVRM. En van de rechterzijde komt straks het pleidooi om het liberale drugsbeleid aan het EVRM te toetsen. Want door drugscriminaliteit sterven veel mensen. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.” De mensenrechten staan, samen met de libe- raal-democratische variant van het kapitalis- me, toch al onder druk, vindt Van Uchelen, nu meer autoritaire varianten van het kapitalisme in opkomst zijn. “Dus laten we in godsnaam zuinig zijn op de mensenrechten, en ze niet politiseren.“ En, om nog even een lans te bre- ken voor het kapitalisme: “Ik ben een grote fan van het kapitalisme, we hebben er veel aan te danken en we moeten er niet zoveel op schel- den. Van Habermas heb ik geleerd dat onze problemen te complex zijn om ze via overleg op te lossen. Dat kan alleen met anonieme stu- ringsmechanismes zoals macht en geld.” SPIRITUALITEIT Het gesprek vindt plaats in Van Uchelens huis in Amsterdam Oud-Zuid, waar zijn woonka- mer aan de hand van verschillende attributen een deel van zijn levensverhaal vertelt. Zijn belangstelling voor spiritualiteit (transcenden- te meditatie, waarover later meer) wordt beli- chaamd door twee enorme foto’s van de Franse sterfotograaf Denis Rouvre. Aan de oever van de Ganges fotografeerde hij twee saddhus : ver- geestelijkte hindoeïstische bedelaars zonder bezit, die zo verlicht zijn dat dat ze niet meer reïncarneren na hun dood. Aan de overkant van de kamer staat een tafel vol bijzondere whisky’s, sommige flessen bedekt met ‘chic’ stof. “Ja, want ik hou ook van mooie spullen en van genieten.” Zijn grote passie is zeilen. Hij bezit samen met een oud-collega een forse zeilboot die bij het Griekse eiland Kos ligt: “Het is mijn enige dure hobby.” Zo meandert een gesprek met Arnold Croiset van Uchelen langs een breed scala aan onder- werpen, wat logisch is bij een advocaat die zichzelf als bèta beschouwt, maar filosofie en rechten studeerde. EEN ECHTE PUZZELAAR Van Uchelen werd geboren in 1961 in Den Haag. Zijn vader was bibliothecaris/archivaris van de Orde van Vrijmetselaren, zijn moeder lerares Engels. “Ik kom dus uit een typisch intellectuelengezin”, zegt hij. Hij heeft één broer die marineofficier werd en nu lid is van de raad van bestuur van een jeugdzorg- organisatie. Hij noemt zichzelf een echte bèta. “Ik zou na- tuurkunde gaan studeren, maar toen ik aan de voorronde voor de Wiskunde Olympiade mee- deed, eindigde ik in de middenmoot. Dus daar lag mijn toekomst niet.” Het werd rechten en filosofie, in Groningen, waar hij later nog een jaar docent burgerlijk recht was. Van Uchelen maakte kennis met de advocatuur tijdens een stage bij Gilbert, Segall & Young in New York, en kwam daar veel Nederlandse advocaten te- gen. Hij noemt Steven Schuit, Johan Kleyn en Bart Meesters. “Allemaal interessante, levendi- ge kerels. Ik dacht: misschien is de advocatuur toch wel iets voor me.” Dat was in het begin nog wel spannend, want hij was als twintiger eerder filosofisch dan extravert. In het vorig jaar verschenen boekje Het kantoor Loeff en zijn voorlopers in histo- risch perspectief zegt hij daarover: “Loeff stond bekend als heel agressief en commer- cieel. Ik was juist contemplatief.” Van Uchelen lacht als hij wordt herinnerd aan dat citaat. “Ik was een academisch soort jurist, een echte puzzelaar, dus ik kwam ik bij Loeff in de ad- viespraktijk terecht: lekker ingewikkelde vra- gen uitzoeken. Maar net als bij andere kanto- ren moet je daarna naar de procespraktijk, waar ik stiekem een beetje bang voor was. Tot mijn verbazing bleek ik het gevecht heel leuk te vinden. Loeff is altijd een wat informele club geweest in de advocatenwereld die toen nog tamelijk bekakt was. Ik ben wel iets socialer geworden dan in het begin. Netwerken heb ik moeten leren.” Hoe kon u zich als contemplatief ingesteld per- soon staande houden in de harde, commerciële advocatuur? “Ach, wat is hard? Het beeld van Zuidas-advo- caten in strakke pakken die hun emoties ver weg hebben gestopt, klopt niet. Je moet in de advocatuur veel denken, en dus ook een zekere mate van introversie hebben. Je hebt veel zit- vlees nodig, want je moet veel stukken lezen en heel precies formuleren.” Als procesadvocaat is het permanent knokken. “Dat wisselt. Bij intellectueel-eigendomszaken “IK BEN EEN GROTE FAN VAN HET KAPITALISME. WE MOETEN ER NIET ZO OP SCHELDEN”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=