Mr.

MR. 1 2020 / 65 lezen EEN DADER DIE EEN GEZICHT KRIJGT Artikel 353 of het geweten van de rechter van de Franse schrijver Tanguy Viel vertelt over de psychologie achter een moord. De roman deed oud-strafrechter Frank Wieland rechtop zitten: “In een tijd waarin de slachtoffercultuur van elke verdachte een monster maakt, is dit verfrissend.” door Frank Wieland FRANK WIELAND was tot zijn pensionering in septem- ber 2019 senior rechter bij de recht- bank Amsterdam. De laatste zaak die hij deed was het proces tegen Willem Holleeder. H et is lang geleden dat ik een boek van een Franse schrijver in handen had. Nu las ik Artikel 353 of het ge- weten van de rechter van Tanguy Viel (1973). Viel is een relatief jonge auteur en dit is zijn achtste boek. Zijn boe- ken worden tot de moderne Franse literatuur gerekend. Hij is met een paar grote Franse prijzen gelauwerd. ‘Het geweten van de rechter’ heeft betrekking op de Code Pénal en ik zoek het artikel 353 daarin op en zet er mijn tanden in. Dat blijkt achteraf niet nodig. Op de laatste bladzijde van het boek is een vertaling opgenomen met de hamvraag aan de oordelende rechter: ‘Bent u innerlijk overtuigd?’ Dat mag inder- daad een gewetensvraag worden genoemd. MEESLEPEND RELAAS De schrijver valt met de deur in huis. Op de tweede bladzijde is op volle zee voor de west- kust van het departement Finistère, Bretag- ne, een levensdelict gepleegd door Martial Kermeur, de ik-figuur. Hij wordt een paar uur na zijn terugkeer in de haven thuis inge- rekend. De dag erop zit hij bij de rechter. Die laat Kermeur zijn verhaal doen. Dat is een meeslepend relaas waarin hij uitlegt wat hem heeft gedreven. Kermeur is geen loser maar verliest wel steeds, zo blijkt uit zijn beschrij- Tanguy Viel, Artikel 353 of het geweten van de rechter, Wereldbibliotheek * * * * * “DE IK-FIGUUR IS GEEN LOSER, MAAR VERLIEST WEL STEEDS” PRACHTIG TAALGEBRUIK BOEK TE SNEL UIT ving van hoe hij in de situatie raakte van waaruit hij zijn daad pleegde. Dat deed mij rechtop zitten. In een tijd waarin de slachtof- fercultuur van elke verdachte een monster maakt, is dit verfrissend. Een aangenaam ge- geven, een dader die een gezicht krijgt. Zo dringt zich aan mij de vraag op of iedereen onder omstandigheden evenzeer in staat is een levensdelict te plegen. ‘Als een batterij die ik jarenlang had opgeladen’ laat de schrij- ver de dader zeggen over zich opbouwende frustratie en woede. De dode is Antoine Lazenec, een projectont- wikkelaar zoals je je die kunt voorstellen. De hand op het hart, maar tussen hand en hart in feite zijn portefeuille betastend. In de opeenvolging van de omstandigheden die tot de fatale daad leiden neemt de schrij- ver je mee. Hij doet dat in zinnen die veelal kort zijn en helder als kristal, om je dan in- eens regels lang mee te slepen in een ketting van gedachten en gebeurtenissen. Zijn woor- den zijn hier en daar striemend en in andere zinnen strelend poëtisch. Ik zou het Franse origineel moeten lezen om de accuratesse van de vertaalster te toetsen, maar haar vertaalde zinnen zijn zo prachtig dat ik me soms nauwelijks kan voorstellen dat de schrijver zelf het mooier heeft ver- woord. Het is verleidelijk om daaruit te cite- ren, maar dat zou het geheel tekortdoen. Het is een stroom van beschrijvingen waarmee de schrijver je vasthoudt en die je meevoeren naar de beslissing van de rechter, die − hoe kan het ook anders − artikel 353 toepast. Kennelijk althans, want de beslissing van de rechter is feitelijk een stuk creatiever. •

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=