Mr.
MR. 2 2020 / 23 WIE IS JULIA MENDLIK? Julia Mendlik (1969) studeerde rech- ten aan de Universiteit Leiden. Na haar afstuderen werkte ze vier jaar als advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek in Den Haag (waar ze zich onder andere bezighield met onder- nemings-, arbeids- en contracten- recht). Vervolgens was ze drie jaar juridisch adviseur bij Unilever (over onder andere corporate governance, vennootschaps- en effectenrecht). In 2002 startte ze de opleiding tot rechter bij de rechtbank Den Haag, waar ze begon met civiel recht en (jeugd)strafrecht. In 2013 stapte ze over naar de rechtbank Midden- Nederland, waar ze rechterlijk be- stuurslid werd, later waarnemend president en in april 2016 president. Julia Mendlik is tevens voorzitter van de Klachtencommissie Vereniging Rembrandt en actief lid van de Lions- club Den Haag Residentie. Ze is getrouwd en heeft drie dochters. interview aan het soort zaken dat we eerst willen doen? Hoe lang moet een vonnis zijn wil het nog effectief zijn? Hoe delegeren we naar juridisch medewerkers en wat moet de rechter zelf doen? Hoe kan de voor- bereiding plaatsvinden van een grote zit- ting zodat de rechter vooral naar de es- sentiële stukken uit het dossier kan kijken? Dergelijke gesprekken voeren we. Tegelijk zetten we in op het mondelinge vonnis, waarmee we tijd kunnen winnen én de kwaliteit kunnen verhogen.” DOORLOOPTIJDEN Voor het eerst, zegt Mendlik, wordt nu ‘overkoepelend’ gekeken naar de door- looptijden. Dít is het moment, nu de di- gitalisering is vertraagd, nu er extra geld is bijgekomen en breed in de Recht- spraak het verlangen wordt gevoeld om de doorlooptijden eindelijk eens te ver- snellen. Maar dat kan pas echt als de werkvoorraad is weggewerkt. Dat vereist samenwerken tussen de rechtbanken; de een heeft meer achterstanden, de ander tijdelijk wat overcapaciteit, een derde heeft op een bepaald terrein meer des- kundigheid. Er worden vliegende briga- des ingezet (de ‘landelijke unit’), uitspra- ken worden meer door anderen dan door rechters voorbereid, zoals juridisch medewerkers. Er wordt nadrukkelijker gekeken of aangekondigde hogerbe- roepszaken wel echt doorgaan. Als die bij nader inzien niet worden doorgezet, vervalt er extra werk dat achteraf over- bodig was. En in het rapport Doorloop- tijden wordt geadviseerd om gepensio- neerde rechters die nog geen zeventig zijn tijdelijk in te zetten. Heeft u ze al gepolst? “Dat gaan we nog doen. Zeker als ze op hun voorwaarden kunnen meedoen, heb ik daar veel verwachtingen van. Bijvoor- beeld drie maanden alleen zittingen en dan drie maanden ander werk. Deze men- sen willen meer te zeggen hebben over hun eigen tijd en geen 9-tot-5-baan. Daar moet je op inspelen. Ik heb al de nodige spontane aanmeldingen binnen. Boven- dien, er zijn ook oud-rechters van boven de zeventig bereid ommee te schrijven, maar dan als juridisch medewerker.” En u wilt meer rechter-plaatsvervangers inzetten . “Zij hebben nu doorgaans één dag per zes weken zitting. Sommigen kunnen ook enkelvoudig zitten, dat biedt extra moge- lijkheden. Er zijn er ook die een tijdlang een dag per week willen optreden als plaatsvervanger in een meervoudige ka- mer, of enkele maanden onbetaald verlof nemen van hun werk. Werkgevers vinden het vaak prettig als mensen zich inzetten voor de Rechtspraak.” KRITISCH De voorstellen zijn niet overal met ge- juich onthaald. De Tegenlicht-groep, een dertigtal rechters en raadsheren die vre- zen dat de toekomst van een onafhanke- lijke rechtspraak in het geding is door een te grote werkdruk, zag weinig in een al te prominente rol voor de plaatsvervanger. Ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak was kritisch. Mendlik: “We proberen iedereen erbij te betrekken, ook de kritische rechters. We hebben de Tegenlicht-groep uitgenodigd om verder te praten. Het rapport en advies is opge- steld op basis van gesprekken binnen de organisatie met onder andere rechters en juridisch medewerkers. Ik sta altijd open voor het gesprek met elkaar. Zo hoop ik zorgen weg te kunnen nemen.” U wilt ook vaker niet-rechters vonnissen laten schrijven. Dat gebeurt toch al? “Het kan meer. Als je als rechter in een schema zit met zitten én schrijven, dan is het lastig dat goed bij te houden. Heb je veel zittingen, dan kom je niet toe aan schrijven. Leg je een zaak weg en begin je er pas weken later aan, dan moet je je weer helemaal inlezen. Bij straf is het anders georganiseerd, daar wordt het vonnis altijd twee weken na zitting uit- gesproken.” Waarom kan het daar wel? “Dat is de grote vraag. Civiel heeft vaak te maken met meer partijen, er zijn doorgaans meer soorten wetten. Dat is niet morgen opgelost.” We lopen hier al jaren tegenaan. Waarom gaat het nu wel lukken? “Die vraag is mij wel het meest gesteld. Het is geen optie om er niet over na te denken, is dan mijn standaardantwoord. We beginnen met het wegwerken van de achterstanden, over drie jaar zijn we daar hopelijk heel ver mee. Twee: we gaan in gesprek met advocaten en het OM over hoe zaken efficiënter kunnen “WE PROBEREN IEDEREEN BIJ DE PLANNEN OVER SNELLERE DOORLOOPTIJDEN TE BETREKKEN, OOK DE KRITISCHE RECHTERS”
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=