Mr.

22 / Mr. 3 2020 togaruil “ER WERD VAAK GEVRAAGD OF IK EEN STAP TERUG WILDE DOEN TOEN IK OFFICIER WERD” ontdekte dat de banden met de tapver- slagen weg waren, waarop vrijspraak volgde. Toen zich vervolgens allerlei cri- minele figuren bij het keurige advoca- tenkantoor meldden, trapten zijn bazen op de rem. “Maar mijn belangstelling was gewekt.” Een andere link met criminaliteit was dat hij als verzekeringsadvocaat veel ‘stinkzaken’ deed. “Megaclaims in het Verre Oosten, Amerika, Afrika. Het had vaak te maken met fraudepatronen. Mijn stiel was: analyseren hoe iets in el- kaar zit, en dan oplossen.” Het strafrecht was dus nooit ver weg voor civilist Broekhuijsen, die in 2005 aan de slag ging bij het Openbaar Ministerie. MAATSCHAPPELIJK BELANG Niet dat iedereen zo’n overstap direct begrijpt. Toen Tessa van Roomen in sep- tember 2017 van advocatenkantoor Jones Day naar het OM ging, kreeg ze reacties als: “Goh, wilde je een stapje te- rug doen, voor een betere work-life ba- lance?” Zelf ziet ze dat heel anders. “Ik werkte negen jaar bij de klassieke Zuidas-kantoren Simmons & Simmons, Houthoff en Jones Day”, vertelt ze. “Ik deed hoofdzakelijke fraudezaken, en soms ook wat commune strafzaken. Maar de commerciële kantoren gingen zich steeds meer focussen op interne on- derzoeken en compliance-advies. Inte- ressant, maar ik wilde meer vakinhou- delijk met het financieel-economisch strafrecht bezig zijn, en ik had de be- hoefte om iets nieuws te doen.” Bij de commerciële cliënten staat het fi- nanciële belang voorop, maar Van Roomen wilde zich meer wijden aan het maatschappelijk belang. “En volgens mij was het aan de andere kant ook heel erg leuk werken. Je krijgt te maken met op- sporingsvragen, bent proactief bezig, werkt samen met opsporingsdiensten, moet nadenken over tactiek en regie.” Na gesprekken met het OM was de keu- ze in 2017 snel gemaakt. Ze kende het werk van een officier al goed, en volgde een tweejarige opleiding op maat die ze inmiddels heeft afgerond. “Het ging in mijn geval meer om de vaardigheden dan de vakinhoud, want die kende ik al.” SCHROOM Charles van der Voort legde de omge- keerde weg af. Dertig jaar werkte hij bij het Openbaar Ministerie, waar hij in 1989 als officier van justitie in Den Haag begon. Daarna werd hij teamleider en plaatsvervangend hoofdofficier in Den Bosch, landelijk hoofdadvocaat-gene- raal, hoofdofficier van justitie/directeur bij het Parket-Generaal, en uiteindelijk hoofdofficier in Breda, waar hij het veld moest ruimen na een rapport over de onveilige werksfeer. ‘Ga ik na een heel leven bij het OM nog iets anders doen?’, vroeg hij zich af. Toen hij niet echt warm werd van de banen die het OM hem aanbood, ging hij te rade bij een aantal advocaten, om over een nieuwe horizon te praten. Dat leidde er uiteindelijk toe dat hij het College van procureurs-gene- raal om een exit-regeling vroeg. Wilde hij ooit nog iets anders gaan doen, dan was dít het moment. Een advocaat zei tegen hem: “In het strafrecht is jouw naam een merk, je zult zien dat er een markt voor je is.” Toch vond Van der Voort de stap een beetje eng. “Binnen het OM stond ik be- kend als een macher, een ondernemend iemand. Maar toen de overstap naar de advocatuur dichtbij kwam, vroeg ik me af of ik wel ondernemer kon zijn.” Toen hij in contact kwam met Ivo Leenders (toen nog partner bij Hertoghs Advoca- ten), liet Van der Voort zijn schroom va- ren. “Ivo wilde een eigen kantoor begin- nen, en zijn plan beviel me wel. Een kantoor met aandacht voor de mede- werkers en cliënten. Het werk moet uit- dagend zijn, dan haal je het beste in mensen naar boven.” Samen kwamen ze tot de conclusie dat Van der Voort van toegevoegde waarde zou kunnen zijn in een praktijk van fiscaal en financieel strafrecht. “Ik ben geen fiscalist, maar ik weet wat witwassen, fraude, valsheid in geschrifte is.” Hij heeft lang nagedacht of het nodig was advocaat te worden, en niet of coun- sel of iets dergelijks. “Maar advocaten hebben me ervan overtuigd dat je pas echt van meerwaarde bent als cliënten je alles kunnen vertellen. Je geheimhou- dingsplicht is heel relevant. Ik heb daar- om besloten echt advocaat te worden.” En dus werd hij afgelopen zomer, met de nodige publicitaire aandacht, beëdigd. MAGISTRATELIJK DENKEN Robbert-Jan Boswijk stapte in april 2017 over van AKD naar het Openbaar Mi- nisterie. Hij had eerder gewerkt bij Houthoff (van 2008 tot 2011) en Van Ba- vel Advocaten (2011 tot 2015), altijd als specialist financieel-economisch straf- recht. “Maar na tien jaar advocatuur had ik behoefte aan iets anders. Ik deed in- houdelijk interessante zaken, maar ik haalde minder voldoening uit mijn werk, en wilde iets nieuws leren.” Boswijk deed een tweejarige opleiding tot officier en kwam, zoals zoveel advo- caten uit de hoek van het financieel-eco- nomische strafrecht, terecht bij het Functioneel Parket in Rotterdam. En al is de juridische basis grofweg dezelfde, het werk van een officier verschilt toch fundamenteel van het advocatenberoep. “Als officier bouw je een zaak vanaf de grond op, als advocaat ben je meer reac- Robert Hein Broekhuijsen (Ivy Advocaten): “Gelukkig hoefde ik nooit in de rechtbank te roepen dat het Openbaar Minis - terie het helemaal fout deed.”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=