Mr.
MR. 3 2020 / 25 togaruil ik had daar specialisten voor. Nu moet je uit je hoofd weten welke beginselen in welke arresten van het EHRM staan. Vroeger had ik dat in één keer onder de knie, nu moet ik het zes keer lezen. Aan de andere kant hebben die jongens en meisjes geen moeilijke gesprekken ge- voerd, wat ik wel heb gedaan. Daar be- steedt de opleiding ook veel aandacht aan.” Een omslag in het denken was het zeker: “Maar als het dan lukt om cliënten bin- nen te halen, is het zo leuk. Ik vind het heerlijk om ondernemer te zijn. Mensen zien het aan me, ik zie er veel frisser uit. Vragen zich af: had je dat niet veel eer- der kunnen doen? Maar ik realiseer me dat ik het zonder de ervaring bij het OM misschien niet had gekund.” Hij heeft geen seconde spijt van zijn keuze. “Het voelt deels als een bevrijding uit een keurslijf. En het werkt hè. Mensen zien op Google: hé, daar zitten een oud- hoofdofficier en een advocaat met ruim zeventien jaar ervaring in fiscale en fraudezaken. Die combinatie is aantrek- kelijk voor cliënten.” Het verdedigen van verdachten die hij vroeger vervolgde is niet aan de orde, zegt hij. “Ik wil per se geen oude beken- den tegenkomen. Geen verdachten en ook geen officieren van het parket Bre- da. En dat gebeurt ook niet, want we doen geen toevoegingen. Dus verkrach- ters, moordenaars, overvallers en drugs- handelaren komen hier in principe niet. Ik wil ook niet dat er maar wordt ge- dácht dat ik informatie uit mijn vorige baan ga gebruiken.” GRIP OP JE AGENDA Robbert-Jan Boswijk wijst op de beteke- nis van de fysieke positie van de officier in de rechtszaal: op een verhoging schuin naast de rechters. Die plek is een weerspiegeling van de rol die de aankla- ger heeft. “Je zit op een verhoging, dat is toch echt anders dan de positie van de advocaat in de rechtszaal. Het voelde voor mij als een bijzonder moment, om daar in toga te staan als magistraat.” Op de vraag of het beroep van officier een andere persoonlijkheid vergt dan de advocatuur, antwoordt Boswijk: “Mijn persoonlijkheid is niet veranderd. Maar mijn gedrag soms wel. Als advocaat stel- de ik me soms joviaal op, als officier is dat soms minder passend.” Boswijk zegt dat hij als officier plezier heeft van de onderzoekservaring die hij eerder opdeed als advocaat. “Ik had al interne onderzoeken gedaan toen ik bij Houthoff en AKD werkte.” Maar, voegt hij daar aan toe: “Dit is toch anders. Nu stuur je teams van de FIOD en de Voed- sel- en Warenautoriteit aan.” Hij zegt dat creatieve oplossingen daarbij van wezen- lijk belang zijn. “Je hebt als officier echt veel invloed door accenten te leggen, bij- voorbeeld naar welk bewijs je gaat zoe- ken, welke middelen je daarvoor gaat inzetten et cetera.” Dat hij in de rechtbank soms tegenover ex-collega’s komt te staan die de ver- dachten vertegenwoordigen, vindt Bos- wijk geen probleem. “Nee eigenlijk niet, je hebt op zitting allebei je eigen rol, en na afloop is de sfeer weer vriendelijk. De meeste collega’s in de advocatuur begrij- pen wel dat ik de overstap wilde maken. Ze zijn ook vaak nieuwsgierig naar hoe het is om bij het OM te werken.” En hoe staat het met de arbeidsomstan- digheden, zoals werkdruk en inkomen? In de advocatuur is de klant koning, ook als hij zaterdagmiddag belt terwijl je net op het punt stond om met je kind naar voetbal te gaan. “Als advocaat is het moeilijker om je werk te plannen: je werkt voor een cliënt en als die vragen heeft, dan moet je er staan. Als officier heb je meer grip op je agenda, al werk je soms in het weekend als de situatie daar om vraagt.” En ook over zijn beloning is Boswijk tevreden. “Als officier kun je een goed inkomen hebben.” SAAMHORIGHEID Na grote zaken te hebben gedaan wilde Broekhuijsen graag leiding geven bij het OM. Toen dat er niet in zat, keerde hij in 2011 terug naar de advocatuur. De ge- sprekken met partners van grote kanto- ren vielen hem rauw op het dak. “Nie- mand vroeg wat ik had gedaan bij het OM. Ze wilden alleen weten hoeveel klanten ik kon meenemen, en hoeveel declarabele uren ik dacht te maken. Dat was zo’n contrast met de enorme saam- horigheid bij het OM. Het paste niet.” Samen met Jacqueline van den Bosch (ex-Houthoff) richtte hij het nichekan- toor Ivy op. Ivy richt zich volledig op in- tern onderzoek en het bijstaan van on- dernemingen bij onregelmatigheden. Geprocedeerd in strafzaken heeft hij niet meer: “Ik heb gelukkig nooit in de recht- bank hoeven roepen dat het OM het he- lemaal fout deed.” TEGENPOLEN De advocatuur en het Openbaar Minis- terie: ze worden gezien als tegenpolen binnen de rechtspleging. En ja, het zijn twee werelden, maar er zijn ook veel overeenkomsten tussen beide togaberoe- pen. Een overstap is goed te doen. • “IK WIL NIET DAT ER MAAR WORDT GEDÁCHT DAT IK INFORMATIE UIT MIJN VORIGE BAAN GEBRUIK” Robbert-Jan Boswijk (OM): “De meeste collega’s in de advocatuur begrepen mijn overstap wel.”
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=