Mr.

30 / Mr. 6 2020 interview H et voldoet aan alle verwachtin- gen: de werkkamer van de pro- fessor staat vol met boeken (en een hemelsblauwe racefiets te- gen een boekenrek). Muren vol rekken, rekken vol boeken. Het resul- taat van jarenlang literatuur verzamelen. Een collectie die nauwelijks te complete- ren is, ook doordat het vakgebied van Gerard van Solinge – het onderne- mingsrecht – maar blijft uitdijen. “Het wordt steeds ingewikkelder”, zegt hij. “Toen ik in 1997 in Nijmegen begon was het een redelijk overzichtelijk rechtsgebied. Sindsdien is het enorm uitgebreid, zo heeft het financieel toe- zichtsrecht een grote invloed gekregen op het ondernemingsrecht. Er kwamen talloze wetswijzigingen, uitbreidingen daarvan, nieuwe regelgeving over fusies, splitsingen en omzettingen. In 2012 kwam de flexibele BV, het enquêterecht is uitgedijd, de hoeveelheid rechtspraak is overweldigend. Binnen onderne- mingsrecht zijn specialismen ontstaat: het notariële ondernemingsrecht, corpo- rate governance, corporate litigation. Dat laatste was vroeger ondenkbaar. De invloedrijke Nijmeegse hoogleraar Wim van der Grinten zei altijd: procederen, dat doen heren onder elkaar niet, die be- spreken een geschil met een sigaar in de bestuurskamer. Dat is nu echt verhard, ook door de komst van buitenlandse aandeelhouders die andere mores mee- nemen.” JURISTENFAMILIE Gerard van Solinge komt uit een echte juristenfamilie. Zijn beide ouders zijn jurist, opa aan moederskant ook – die was net als vader Van Solinge notaris. In zijn werkkamer in zijn Amsterdamse woning staan planken vol met het WPNR, sinds jaargang 1913; die heeft hij van hen gekregen. “En dat drukt op mijn schouders”, zegt de derde generatie met een lach. Letterlijk dan, want de boeken staan dicht tegen zijn tafel. Mogelijk voelde Van Solinge die druk ook al in zijn jonge jaren. Volgens de fa- milieoverlevering liet hij al vroeg weten: rechten, dat gaat het niet worden. Dat riep maar het beeld op van stoffige kan- toren met veel papier. Zijn belangstelling ging uit naar geschiedenis en dát ging hij studeren. Maar het was begin jaren tachtig, historici werden eigenlijk opge- leid tot werkloze. Van Solinge zag dat ook in, kapte ermee en stapte over naar – toch – rechten. Hij zette toen ook een punt achter zijn muziektheatergroep, ar- tiest zijn was niet zijn roeping. Te weinig talent, erkent hij. Hij stapte niet rechtstreeks in de voet- sporen van vader en grootvader, het werd geen notarieel recht. De advoca- tuur trok meer, vanwege de strijd en het argumenteren, zegt hij. Privaatrecht vond hij de leukste richting, en daarbin- nen ondernemingsrecht en IPR. In 1988 studeerde hij af, in 1994 promoveerde hij. Hij werd advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek (vier jaar), daarna hoogleraar ondernemingsrecht aan de Radboud Universiteit en sinds 2004 weer advocaat, nu bij Allen & Overy. Bij dat kantoor vult hij ruwweg dertig pro- cent van zijn tijd, de rest zit hij in Nij- megen en houdt hij zich bezig met ande- re activiteiten (zie kader hiernaast). Praten we nu met de hoogleraar of met de advocaat? “Ik hoop niet dat ik schizofreen ben.” RAMMELENDE WETGEVING U vertelde over het uitdijende onderne- mingsrecht, met steeds meer regels. Wat zegt dat over de kwaliteit van de wetge- ving op dat gebied? Van Solinge moet even slikken, en dat is veelzeggend. “Die is slecht. Nee, matig tot slecht. Ik heb jarenlang in de Com- missie Vennootschapsrecht gezeten – ben er nu uit, mijn termijn zat erop – en adviseerde aan de minister of Tweede Kamer over wetsvoorstellen. Deze moe- ten zo goed mogelijk passen binnen be- staande wetgeving, wat altijd moeilijk is. Onze adviezen werden soms wel en soms niet overgenomen, zo gaat dat.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=