Mr.

MR. 6 2020 / 33 interview kan, want we kennen een belangrijke open norm: het bestuur en de raad van commissarissen moeten handelen in het belang van de vennootschap. Dat kan betekenen: de lange termijn waardecrea- tie zoals de Corporate Governance Code het uitdrukt. Maar die norm kan worden opgerekt, vandaar de oproep in mei 2020 van 25 hoogleraren ondernemings- recht dat bestuur en commissarissen ook een zorgplicht zouden moeten krij- gen om de vennootschap op verant- woorde wijze te laten deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.” Begin oktober nam de Tweede Kamer een motie aan waarin de minister werd opgeroepen om een onderzoek naar die zorgplicht in te stellen. Winststreven is prima, maar met een maatschappelijk verantwoord sausje. Moet zoiets in de wet worden opgeno- men? “Als jurist maak ik dezelfde denkfout als andere juristen: met het veranderen van de regels verandert niet meteen het ge- drag. Dat werkt mogelijk in het straf- recht, maar minder in het privaatrecht. Van regels gaat echter een normerende werking uit. Die zorgplicht in de wet kan daardoor wel een beetje bijdragen aan een gedragsverandering.” UITWIJKPLAATS Dat het Nederlandse ondernemingsrecht prettig is voor de aandeelhouders is in het buitenland ook opgevallen, en steeds meer buitenlandse ondernemingen kie- zen voor een Nederlandse rechtsvorm. Nederland wordt – naast een fiscale – ook een juridische uitwijkplaats. Volgens Van Solinge ligt dat overigens niet alleen aan ons ‘aantrekkelijke’ ondernemings- recht. We hebben ook een stabiele demo- cratie, zegt hij, een goed opgeleide bevol- king, een plezierig fiscaal regime, betrouwbare en niet-corrupte rechters, het is een aangenaam land om te wonen en werken. “Dat maakt dat investeringen hier veilig zijn. Daarnaast kent ons on- dernemingsrecht veel vrijheden. Beurs- genoteerde vennootschappen hebben van oudsher de mogelijkheid zich te be- schermen tegen vijandige overnames en al te activistische aandeelhouders. We kennen preferente beschermingsaande- len – geen wettelijke regeling, wel een oude traditie – en dat werkt goed. De go- vernance, de manier waarop je de ven- nootschap inricht, kent ook veel vrijhe- den. Daarnaast kunnen we loyale aandeelhouders belonen met extra stem- rechten. Dat kan elders ook, maar bij ons is er geen wettelijke beperking. Alles op- geteld is het aantrekkelijk om te kiezen voor een Nederlandse rechtsvorm. Neem alleen al de BV: het BV-recht is heel flexi- bel geworden. Dat kun je op maat snij- den met stemrechtloze en winstloze aan- delen, het ene aandeel heeft duizend stemmen, het andere maar één – dat is hier allemaal mogelijk.” Binnen die juridische mogelijkheden geldt voor Van Solinge een belangrijk uitgangspunt: evenwicht . Iedereen heeft belang bij redelijke rendementen bij on- dernemersactiviteiten, en dus ook bij re- delijke dividenden voor aandeelhouders. Maar wat is redelijk? “Wil je de vennoot- schap uitpersen, of wil je dat een deel van de winst opnieuw wordt geïnves- teerd, om zo een schonere productie en betere arbeidsomstandigheden te reali- seren? Dat evenwicht, tussen maximale winstuitkeringen en maatschappelijk verantwoord ondernemen, moet nog worden gevonden.” En dat kan niet al- leen met meer regelgeving, met een nog zwaarder opgetuigd ondernemingsrecht: het gedrag van mensen bepaalt of dat evenwicht wordt bereikt. Wat dat betreft staan de seinen op groen. Steeds meer ondernemingen gaan voor duurzaamheid, en het zijn lang niet al- tijd loze woorden, vindt Van Solinge. Hij wijst op de ESG-ontwikkelingen: e nvi- ronment, social en governance , die steeds meer een leidraad voor bestuurders en commissarissen vormen. “Denk aan ecologie, beloningsbeleid, diversiteit. En de gemeenschappelijke noemer is steeds ‘evenwicht’.” Vroeger was dat een links standpunt. Bent u zo links? “Ha ha. Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig, ten tijde van de polarisatie tus- sen links en rechts. Daar zijn we in Ne- derland een beetje van af. Maar politiek zit ik meer in het centrum, vandaar het woord evenwicht. Dat is het motto in mijn leven en dat vind je meer in het midden dan aan de zijkant.” Dat evenwicht moet ook worden gevon- den in het nieuwe normaal van het post- coronatijdperk. Bestuurders en commis- sarissen, vindt Van Solinge, moeten nu niet weglopen. “Ze moeten niet zeggen: aandeelhouders moeten maar bepalen hoe we de toekomst ingaan, of de over- heid moet het maar regelen. Nee, zij moeten zélf die rol opeisen.” • TUSSEN ADVOCATUUR EN WETENSCHAP Gerard van Solinge startte zijn loopbaan als advocaat bij De Brauw Blackstone West - broek, maar stapte na vier jaar over naar de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar be - gon hij al snel de ‘praktijk’ te missen, en trad in dienst bij Allen & Overy. Geen onbe - kend kantoor voor hem: zijn vader zat bij Loeff Claeys Verbeke, eind jaren negentig het op een na grootste advocaten- en notariskantoor van Nederland (toen na Nau - taDutilh). Het is in 2000 gesplitst, een deel stapte over naar Allen & Overy en de rest vormde, met Loyens & Volkmaars het huidige Loyens & Loeff. Van Solinge wilde niet op hetzelfde kantoor als zijn vader werken, nadien kwam die mogelijkheid er wel. “Wat mij aantrok aan Allen & Overy, en nog steeds, is dat het een echt internationaal kan - toor is, waar mooie zaken uit komen. En toch is het een leuk Amsterdams kantoor ge - bleven. Niet aan de Zuidas maar aan de Apollolaan, niet tussen al die andere moderne kolossen maar in een prachtig monumentaal kantoorgebouw.” “DE CORPORATE GOVERNANCE CODE IS EEN PROEFTUIN WAARIN MAATSCHAPPELIJKE DISCUSSIES HUN NEERSLAG VINDEN”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=