Mr.

26 / Mr. 7 2020 interview “HET WERK DAT WE DOEN IS BELANGRIJK, MAAR WE ZIJN GEEN GEWICHTIGDOENERS” ders in het buitenland op de klippen loopt, dan willen ze allebei dat het kind bij hen blijft. En in plaats van naar de rechter te gaan in het land waar ze wo- nen, komt een van de twee met het kind naar Nederland. Dat kind loopt twee trauma’s op: eerst de ontvoering en dan de terugkeer naar het buitenland. Want de wet is duidelijk: in het Haagse Kin- derontvoeringsverdrag staat dat het kind in principe terug moet. Ik ben uiteinde- lijk tot de conclusie gekomen dat je daarmee recht doet. De ouders hebben er immers voor gekozen in dat land te wonen. Daar is het kind geworteld, dus daar moet het probleem worden opge- lost. Als we goed vinden dat het kind zo- maar uit de omgeving wordt gehaald, stimuleren we kinderontvoeringen. Deze problematiek heeft me wel gesti- muleerd om met een aantal collega’s sa- men naar het voorbeeld van Duitsland en Frankrijk een systeem te ontwikkelen waarbij we die zaken heel snel behande- len en ook mediation inzetten om met de ouders een oplossing te bedenken. Dat helpt. Wij rechters hakken de knoop door, maar de ouders hebben in de me- diation wel bedacht welke omgangsrege- ling ze zouden afspreken bij verschillen- de uitspraken van de rechter.” Hoeveel speelruimte gunt u uzelf als rechter? “Het gaat om het vaststellen van de feiten en weging van de omstandigheden. En als een zaak complex ligt, kun je naar de meervoudige kamer verwijzen. Dat heb ik bijvoorbeeld gedaan bij een uithuis- plaatsing waarbij de Raad voor de Kin- derbescherming onverwacht adviseerde om de ouders te schorsen in het gezag.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=