Mr.

MR. 3 2021 / 23 interview “INVESTEERDERS KOMEN OOK WEL ALS JE DE RODE LOPER IETS MINDER VER UITROLT” WIE IS ROLEF DE WEIJS? Rolef de Weijs (1975) studeerde rechten en filosofie aan de Rijksuniversiteit Gro - ningen en Japanse taal en cultuur in Lei - den. Hij heeft ook een LLM-graad van Harvard Law School. In 2001 werd hij ad- vocaat (en later curator) bij Houthoff, maar stapte na enkele jaren over naar de wetenschap (en bleef één dag per week verbonden aan dat kantoor). Na zijn pro - motie in 2010 (Universiteit van Amster - dam, op Faillissementspauliana, Insol- venzanfechtung & transaction avoidance in insolvencies . Naar een geobjectiveerde regeling van schuldeisersbenadeling ) werd hij ook visiting professor aan de Riga Graduate School of Law, Letland. Sinds 2015 is hij hoogleraar Nationaal en Internationaal Insolventierecht aan de UvA. De Weijs gaf mede vorm aan de master Law & Finance, een samenwer - king met de economiefaculteit. Hij is te - vens hoofdredacteur van de serie Euro- pean and International Insolvency Law Studies en redacteur van de serie Recht & Praktijk, Insolventierecht. Rolef de Weijs is getrouwd met Britta van Beers, hoogleraar Recht, Ethiek en Bio - technologie aan de Vrije Universiteit. Ze hebben twee dochters (11 en 8). Het gezin woont in Amsterdam. In zijn vrije tijd stu - deert De Weijs exotische talen. Naast Ja - pans, dat hij nog steeds bijhoudt, heeft hij zich de afgelopen tien jaar verdiept in het Thais en het Lets. te liggen: de toeleverancier, de consu- ment. “Iedereen moet steeds op zijn tel- len passen”, zegt De Weijs. Tegenover die ontwikkeling plaatst hij een eigen geluid: meer bescherming voor de zwakke partij- en en minder voor de sterkere partijen. KREDIETRISICO En dat is niet links, verdedigt hij zich, maar juist een heel zuivere vorm van kapitalisme. “De kern daarvan is dat ie- dereen doet waar hij goed in is. Banken verschaffen krediet en brengen het kre- dietrisico in kaart. Toeleveranciers ma- ken producten en concurreren op prijs en kwaliteit. Maar nu moeten zij steeds meer hun kredietrisico bewaken en zelfs met elkaar concurreren op basis van hoeveel leverancierskrediet ze kunnen verschaffen. Dat staat natuurlijk haaks op het basale uitgangspunt van het kapi- talisme dat ieder zich specialiseert en dat we zo de welvaart verhogen. Sterke partijen zijn de banken en professionele aandeelhouders – private equity clubs – en zwakke schuldeisers zijn de toeleve- ranciers en de fiscus. Hun positie wordt steeds minder benijdenswaardig. De fis- cus stond ooit vooraan, maar we hebben in de faillissementen van V&D en kle- dingbedrijf McGregor gezien dat de aan- deelhouders vóór de fiscus gingen, on- der andere via aandeelhoudersleningen. Zo was het nooit bedoeld.” Want het kredietrisico hoort te liggen bij de aandeelhouders en de banken. “Aan- deelhouders hebben zeggenschap omdát ze het meeste risico lopen. Het geld dat aandeelhouders in een onderneming stoppen moet dan ook risicodragend zijn. Gaat het goed, dan pakken zij de winst. Gaat het mis, dan komen zij ach- ter de andere schuldeisers. Maar dat hebben we in ons recht niet expliciet ge- maakt. We gaan er vanuit dat de aan- deelhouder de upside heeft, maar we hebben nog steeds niet geregeld hoe aandeelhouders verliezen moet dragen.” Andere landen – Duitsland, Oostenrijk, Spanje, Italië, de Verenigde Staten – doen dat wel. Daar kan een aandeelhouder niet tevens eenvoudigweg de grootste schuld- eiser zijn, hier staan we toe dat aandeel- houders geld lenen aan ‘hun’ bedrijven en daarbij zelf bank gaan spelen. Nederland zou die landen moeten volgen, vindt De Weijs, en dat kan met een eenvoudige aanpassing van de wet. “Neem het faillis- sement van V&D. Daar was zeventig mil- joen te verdelen en dat is helemaal naar aandeelhouder Sun Capital gegaan. Niets naar de leveranciers, niets naar de fiscus, niets naar consumenten die online had- den aanbetaald – zelfs dát geld werd door Sun Capital gepocket.” WRANG Wat hierachter zit? Volgens De Weijs dat Nederland graag buitenlandse investeer- ders binnen haalt. We faciliteren aan- deelhouders meer dan andere schuldei- sers. Voor de Sun Capitals van deze wereld wordt de rode loper uitgerold. “Maar hoe graag wil je hen eigenlijk? Als het goed gaat pakken ze alles, als het slecht gaat staan ze ook vooraan. Waar- om zouden we dergelijke praktijken faci- literen? Het is extra wrang dat ouders (faillissement van kinderdagverblijf Es- tro), leveranciers (McGregor) of consu- menten (V&D) niet alleen hun geld kwijt zijn, maar dat dit naar de aandeel- houders is gegaan.” Volgens De Weijs blijven investeerders ook wel komen als je de rode loper ietsje minder ver uitrolt. Nu zijn banken zowel machtig als schuldeiser. Zij zijn echter niet de voor de hand liggende partij om tegen die praktijk en voor striktere wettelijke be- palingen te lobbyen. Want het alternatief – het model van die andere landen – is minder aantrekkelijk voor hen. “Als ban- ken zelf grote vorderingen hebben, zoals toen op V&D en McGregor, vinden ze het niet comfortabel het faillissement aan te vragen. Dat is niet goed voor de beeldvorming. In plaats van hun zeker- heden uit te winnen dragen ze liever hun vorderingen over aan een ander. De makkelijkste partij is dan de zittende aandeelhouder die dan natuurlijk de zekerheden van de bank erbij wil heb-

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=