Mr.

MR. 4 2021 / 29 “HET OM ZOU KROONGETUIGEN VEEL MEER TOEZEGGINGEN MOETEN KUNNEN DOEN, MAAR IS NU NOG MET HANDEN GEBONDEN” politiek. Maar Groenhuijsen zei al: méér is niet altijd beter. Doe je wat aan de po- sitie van slachtoffers, dan moet je goed bezien wat daarvan de consequenties zijn. Het spreekrecht vind ik een verrij- king van de strafrechtspleging, zolang het gaat om wat het strafbare feit voor het slachtoffer heeft betekend. Maar de uitbreiding van enkele jaren geleden, toen het spreekrecht ook kon gaan over het bewijs en de strafmaat, plaatst het slachtoffer in een bijzondere positie: in de kern als mede-aanklager. De verdach- te kan dan zijn pijlen richten op het slachtoffer, dat dan een soort secundaire victimisatie kan ondergaan. Ook heeft de wetgever bij de versteviging van de positie van het slachtoffer onvoldoende oog gehad voor de verhoudingen tussen de procesdeelnemers. Er is nu sprake van een onevenwichtigheid die in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering moet wor- den gecorrigeerd.” GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT De zorgen om de uitgebreide slachtoffer- rechten vallen in het niet bij dé opdracht van het OM: de misdaad aanpakken. Herman Bolhaar, die tien jaar geleden aantrad als collegevoorzitter, legde de nadruk op straatcriminaliteit, zware cri- minaliteit en georganiseerde misdaad – in die volgorde. Zijn opvolger Gerrit van der Burg vindt de aanpak van cyber- crime en ondermijning het belangrijk- ste. Simmelink: “De focus ligt nu terecht op high impact crime en georganiseerde criminaliteit. Overvallen op woningen, ernstige vormen van geweldpleging, zedendelicten, internationale drugscri- minaliteit. Ondermijning vind ik een diffuse term, georganiseerde of bende- criminaliteit is aansprekender. Daar zit- ten de serieuze bedreigingen, ook voor de strafrechtspleging, zie de moorden op Derk Wiersum en Peter R. de Vries. Zij hadden in de strafrechtketen een gezicht en de georganiseerde criminaliteit re- kende daar genadeloos mee af. Daar moeten we in investeren.” En op fronten is het OM daarin nog te weinig succesvol, vindt Simmelink. Hij haalt criminoloog Cyrille Fijnaut aan, die jaren geleden al vond dat de regeling rond kroongetuigen moet worden ver- ruimd. De huidige beperkingen moeten worden losgelaten zodat het OM veel meer toezeggingen kan doen aan men- sen die uit de school klappen. “Dat ver- eist nieuwe wetgeving. Nu zijn we nog met onze handen gebonden. Bij mis- daadgeld ligt de focus nu op cash, en de greep daarop is nu een dikke onvoldoen- de. We krijgen maar een fractie te pak- ken van wat er in die wereld rond gaat. Het is snijverlies van de slager.” Dat de greep op de georganiseerde cri- minaliteit niet sterker wordt, ligt volgens Simmelink aan de bevoegdheden en ca- paciteiten van het OM, en het te beperk- te inzicht in high finance . Crimineel geld is vaak flitskapitaal, met drie muisklik- ken is het vijf keer de wereld rond. Gaan politie en justitie daar achteraan, dan zijn ze altijd te laat. “De uitoefening van rechtshulpinstrumenten vergt veel tijd. Vermoed je dat crimineel geld in Spanje zit en je belt je collega daar, dan is het allang weer weg. Je krijgt daar maar heel moeilijk vat op. Wil je echt effectief iets doen aan criminaliteit met internationa- le dimensies, dan kom je uit bij oplos- singen die veel weerzin oproepen: dat staten beperkingen op hun strafrechtelij- ke autonomie accepteren. Binnen de EU worden al eerste stappen in die richting gezet met een Europees OM. Bij de er- kende witwasparadijzen gaat dat zeker niet lukken.” Dit probleem is niet met enkele wetswijzi- gingen op te lossen. “Klopt. Het gaat er meer om hoe je je bevoegdheden uitvoert, hoe je het poli- tiewerk praktisch inricht. We hebben meer gekwalificeerde mensen nodig die affiniteit hebben met de financiële we- reld. Binnen politie en OM bestaat een voorkeur voor hard core criminaliteit, met echte boeven. De cultuur is ook: po- litiemensen willen actie en niet achter de computer financiële criminelen opspo- ren. Misdaadgeld – dat wordt gezien als ‘het is maar geld’ en dat afpakken staat op het tweede plan. Het heeft ontstel- lend lang geduurd voordat de ontne- mingswetgeving, ingevoerd in 1993, ook maar enige voet aan de grond kreeg. De aandacht hoeft maar iets te verslappen of zelfs die voetjes verdwijnen weer.” Een deel van de oplossing zit in creativi- teit: grenzen opzoeken in de opsporing en vervolging, zoals bij de Mr. Big-me- thode. Daarbij gaat een politieman ban- den aan met een verdachte, creëert de schijn van betrokkenheid bij een crimi- nele organisatie en probeert van deze verdachte een verklaring over betrok- kenheid bij een ernstig feit te krijgen. Deze methode is in het buitenland rede- lijk succesvol en in Nederland enkele keren toegepast. Maar mag het? “We denken van wel, maar de rechter kan er anders over denken, dat is het risico van innovatieve opsporingsmethoden. Dat geldt ook voor verspreiden van staatswe- ge van cryptotelefoons. Ik vind het heel creatief bedacht – maar mag dat? Nie- mand heeft criminelen verplicht zo’n te- lefoon te kopen en te gebruiken. Maar als je dan alle communicatie tot je be- schikking hebt, dan zit daar ook een pijnpunt. Ook hier zijn wij gebonden aan de regels van de democratische rechtsstaat.” ZWIJGRECHT Een ander pijnpunt dat Simmelink noemt is het zwijgrecht, dat steeds vaker wordt ingeroepen. Zo weigerden de ver- dachten van de moord op Nicky Ver- stappen en op Derk Wiersum om maar iets te zeggen. Maar dat kan zich wel eens tegen hen gaan keren, vermoedt – en hoopt – de AG. De rechtspraak laat de laatste jaren een tendens zien: zegt de verdachte niks, dan kan de interpretatie van ander bewijsmateriaal ten bezware van hem doorwerken. “Wordt na een in- braak een auto met vier personen met de buit aangetroffen, en alle vier zeggen van niks te weten, dan worden ze ge- woon veroordeeld voor het medeplegen van de inbraak. De rechter zegt: we heb- ben te maken met een bezwarende situa- interview

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=