Mr.

24 / Mr. 5 2021 interview Z e wordt gelukkig bij en op het water. Een meer, een rivier, de zee – het geeft rust. Dat zijn, zegt ze, plaatsen die je ruimte geven om na te denken. En wat ook fijn is: aan het water word je vanzelf klein. “Denk nooit dat je belangrijk bent bij het water. Zo’n plaats werkt heel rela- tiverend.” Het is even zoeken naar wat Marleen van Rijswick, hoogleraar Europees en natio- naal waterrecht aan de Universiteit Utrecht heeft met water, en dan volgen deze persoonlijke ontboezemingen. Maar water is méér, zegt ze: het raakt aan voed- sel, klimaat, gezondheid, de menselijke waardigheid, biodiversiteit. Aan veel con- flicten ligt water ten grondslag. “Ik wil ook echt iets bijdragen aan de publieke zaak. Dat iedereen toegang heeft tot wa- ter, dat het eerlijk wordt verdeeld, dat het schoon is, dat mensen niet worden geteis- terd door overstromingen of droogte, dat het er niet alleen is voor de rijken – dat is mijn intrinsieke drijfveer.” Komt u toevallig uit een familie van vis- sers, zeilers of binnenvaartschippers? “Als Limburgs meisje?” Ook niet uit een juristenfamilie? “Ik kom uit een familie van mijnwer- kers, boeren en ondernemers. Dicht bij mijn geboortedorp lagen de Maasplas- sen. Daarop gingen we overigens niet varen. Schaatsen kan ik ook niet, water moet stromen. Ik groeide op in de Betu- we, aan de Lek. Daar bracht ik mijn middelbareschooltijd door. Die periode is doorgaans bepalend voor de land- schappen waarvan je houdt.” ROMANTIEK Het had niet veel gescheeld of Van Rijs- wick was nooit zo ver in het water gedo- ken. Ze studeerde enige tijd rechten, maar stapte over naar een schildersop- leiding – geen kunstschilder, huisschil- der. Helaas richtte die zich vooral op managementfuncties in plaats van het ambacht zelf. Bovendien heeft ze hoog- tevrees, en schilders staan vaak op trap- jes. Zo werd de rechtenstudie alsnog op- gepakt en afgerond. Die oude liefde is er nog steeds: “Als ik echt blij wil worden, dan doe ik iets met mijn handen of zit ik aan het water. Of bekijk ik de prachtige waterstaatswerken. Stoere romantiek.” Van Rijswick studeerde in de jaren tach- tig staats- en bestuursrecht aan de Uni- versiteit Utrecht, tijden met een onbe- doelde tweedeling: de jongens van ruimtelijk ordeningsrecht en de meisjes van milieurecht – zo herinnert ze zich die periode. “Water is een mix van die twee. Water is van alle mensen. Zo’n the- matische insteek zorgt ervoor dat je veel verschillende juridische aspecten be- kijkt: lozingsvergunningen, waterkwali- teit, overstromingen, de inrichting van het landschap, de effecten van klimaat- verandering, de privatisering van de wa- tervoorziening, mensenrechten en het recht op water. Met een focus op water liggen alle gebieden van het recht voor je open. Dat maakt het zo mooi: je kunt over grenzen heen kijken.” STANDAARDARRESTEN In die jaren krijgt haar universiteit een bijzondere leerstoel waterstaats- en wa- terschapsrecht, die eerst wordt bekleed door Joep Verburg, daarna door Alfred van Hall, destijds tevens dijkgraaf. De leerstoel werd gevestigd door de Stich- ting Schilthuisfonds, die nu nog steeds de – inmiddels ‘gewone’ – leerstoel van Van Rijswick financieel ondersteunt. De leerstoel wordt gefinancierd door de Unie van Waterschappen, het Rijk, de provincies, de drinkwaterbedrijven (via de Vewin) en de Stichting toegepast on- derzoek waterbeheer. Van Halls vak volgde zij echter niet, ach- teraf realiseert ze zich dat ze niet eens wist dat het bestond. Water was wel een thema dat aandacht kreeg toen ze secre- taris was van de Vereniging voor Milieu- recht. Toen begon ook het inzicht te ont- staan dat water vaak het voorgebied is van grotere, algemenere kwesties. Ze verwijst naar de vele standaardarresten die watergerelateerd zijn: Pikmeer, Voorste Stroom, Windmill, Kalimijnen. Water, zegt Van Rijswick, is strafrecht, privaatrecht, internationaal recht, be- stuursrecht, Europees recht. “De eerste milieuwet, na de Hinderwet, was de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Ook binnen het Europese milieurecht was er als eerste aandacht voor water. Het komt overal terug omdat het be- langrijk is. Het is met alles verweven en essentieel voor ons bestaan.” Water is ook iets waar men zich in Ne- derland doorgaans weinig druk om maakt. Het komt uit de kraan, dat is vanzelfsprekend. Kost nauwelijks iets. Als we een keer geen droge voeten heb- ben, is dat een uitzondering. Ons water- beheer is van hoge kwaliteit en wordt in- ternationaal geroemd, mede door de lange geschiedenis die het kent – de eerste polders werden duizend jaar gele- den aangelegd. “Dat we het goed doen komt niet alleen door onze technische kennis, maar ook door onze juridische kennis, de organisatie van het waterbe- heer, door de wijze van financiering, door de ligging van Nederland aan het einde van vier grote rivieren en door het klimaat – we hebben geluk met voldoen- de regenval.” Dat heeft ertoe geleid dat op het terrein van het waterbeheer de Nederlander een ongekend vertrouwen heeft in de over- heid. “We drinken uit de kraan, wil je zwemmen dan spring je in een meertje, koop of huur je een huis dan denk je: dat zal hier wel kunnen.” Dat vertrouwen verandert vooralsnog niet, ook als het een keer goed misgaat, zoals in juli in Zuid-Limburg. “Het is wel iets wat we moeten koesteren en waarin we moeten blijven investeren. Het gebrek aan be- wustzijn is tegelijkertijd de grootste val- kuil van het Nederlandse waterbeheer.” OMGEVINGSWET Toen Van Rijswick twintig jaar geleden promoveerde, constateerde ze in dat de waterregelgeving uitgebreid is, onduide- lijk en complex. Met de Waterwet (2009) zijn veel deelaspecten van waterbeheer geïntegreerd. “Een compliment voor de wetgever”, zegt Van Rijswick: het is een relatief makkelijke en duidelijke wet waarmee goed valt te werken. “De gren- zen van de integratie zijn goed gekozen. Dat wat moet worden geïntegreerd zit in “MET EEN FOCUS OP WATER LIGGEN ALLE GEBIEDEN VAN HET RECHT VOOR JE OPEN”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=