Mr.
MR. 5 2021 / 31 90 jaar NGB 90 JAAR NGB: VAN STATIG GEZELSCHAP TOT BRUISENDE BEROEPSORGANISATIE Wat begon als een studiegezelschap voor juristen die werkten bij ‘industriële ondernemingen van standing’ groeide uit tot een bloeiende beroepsorganisatie voor alle bedrijfsjuristen. In november wordt (met een jaar vertraging vanwege corona) het negentigjarig bestaan van het NGB gevierd met het congres ‘Digital Counsel − Fast forward future proof’ . In dit katern aandacht voor de jubilerende vereniging én voor bedrijfsjuristen. Op pagina 38 een rondetafelgesprek met bedrijfsjuristen en advocaten. Op pagina 46 aandacht voor het mede door het NGB opgezette initiatief ‘Jurist Doet Wat’. En om te beginnen hier aandacht voor het NGB zelf en het voortdurend veranderende vak van bedrijfsjurist. door Karen Rijlaarsdam beeld Depositphotos/Igor Vkv Foto Depositphotos-Igor Vkvt D e eerste bedrijfsjurist dook rond 1920 op in Nederland, al werd hij toen nog niet zo genoemd. Ondernemingen die na de Eer- ste Wereldoorlog snel groeiden, zoals Shell, Philips en Unilever, begonnen in die jaren juristen in dienst te nemen, die als hoofdtaak hadden het vervullen van juridische werkzaamheden. Zij lie- pen daarmee voorop in Europa. Zo’n tien jaar later verenigde een aantal van hen zich in het ‘Studiegezelschap van Juristen werkzaam bij handel en in- dustrie’, de voorloper van het NGB. De oprichtingsvergadering vond plaats op 10 oktober 1930; voorzitter was de Leid- se hoogleraar prof.mr A.S. Oppenheim. Het belangrijkste doel van het gezel- schap was het uitwisselen van ervarin- gen, vertelt Albert Verdam, van 2002 tot 2006 voorzitter van het NGB. STANDING Verdam, nu nog één dag per week advi- seur bij Philips en hoogleraar onderne- mingsrecht aan de Vrije Universiteit, is ooit voor een artikel in het Nederlands Juristenblad de archieven ingedoken om wat meer over de geschiedenis te achter- halen. Met hoeveel juristen het studiege- zelschap van start ging heeft hij niet kunnen ontdekken, wel dat er in 1938 beperkingen aan het lidmaatschap wer- den gesteld. “Uit een vergaderverslag blijkt dat ze bang waren dat de sfeer ‘aan intimiteit zou gaan inboeten’. Daarom mochten voortaan alleen nog maar ‘ju- risten werkzaam bij industriële onderne- mingen van standing, met uitsluiting dus van juristen werkzaam bij banken, scheepvaartmaatschappijen, assurantie- maatschappijen enz.’ lid worden.” Ook werd een grens van vijftig (werkende) le- den ingesteld. Door deze leden na een aantal jaar door te schuiven naar de ca- tegorie niet-werkende leden, was er toch regelmatig ruimte voor nieuwe leden – wat dat voor gevolgen voor de intimiteit had is niet duidelijk. GROEI De grens van vijftig leden werd officieel pas opgeheven in 1970, toen het gezel- schap werd omgedoopt in Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen. Sindsdien is het ledenaantal gestaag ge- groeid. In 1980 waren het er 291, in 1990 600, in 2000 925 en nu 1800. Ook de lidmaatschapscriteria zijn in de loop der tijd regelmatig verruimd. De bedrij- ven waar leden werken hoeven niet meer per se industrieel en van standing te zijn; ook juristen in dienst van kleine bedrijven en dienstverlenende onderne- mingen als banken en verzekeraars zijn welkom. Sinds een paar jaar mogen zelfs Arnold Brakel (ING Nederland) B E D R I J F S J U R I S T E N
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=