Mr.
MR. 6 2021 / 27 Heeft u er zelf een mening over? “Die ligt op een meer abstract niveau. Wij pakken in Nederland dingen vrij laat op. Ik heb ooit een tijdje meegelo- pen bij de Oostenrijkse Hoge Raad. In dat land werd het op een gegeven mo- ment wettelijk verplicht om in een solli- citatiecommissie een extern lid op te ne- men die kijkt naar het selectieproces. Dat heeft grote invloed gehad op de man/vrouwverhoudingen in organisa- ties. Zulke discussie voeren wij in Ne- derland niet zo aan de voorkant, maar meer aan de achterkant, als er klachten komen. Dat geldt bij meer dingen. Zo is in wezen ook de Toeslagenaffaire te be- schouwen. Aan de voorkant is onvol- doende discussie gevoerd over de wette- lijke waarborgen die nodig waren bij de toepassing van de wetgeving. Zou de Toeslagenaffaire niet een goede aanlei- ding zijn om na te denken over de rol van de politiek, de juristen en de institu- ties aan de voorkant?” Tot slot: hoe belangrijk is de toga voor u? “Als je de toga aan hebt, ben je in func- tie en ervaar je ook of die een toege- voegde waarde heeft voor het uitoefe- nen van je functie. Ik denk dat het wel uitmaakt in welk rechtsgebied je actief bent. Ik kan me voorstellen dat mensen de toga in het strafrecht anders ervaren dan bijvoorbeeld in het fami- lierecht. Probeer je eens voor te stellen dat je een lange gevangenisstraf krijgt opgelegd door iemand die geen toga draagt. Dat zijn we in Nederland niet gewend. Ik heb ook tuchtrechtspraak gedaan, waarbij je geen toga draagt. Daar heb ik gemerkt dat je die toga niet mist als je met zijn allen een rechterlij- ke attitude hebt en die ook uitdraagt. Ik ben er niet zo uitgesproken over. Als wij in Nederland vinden dat de toga een toegevoegde waarde heeft in de functie van rechtspraak in de samenle- ving, begrijp ik heel goed dat we die dragen.” • ROLMODEL U bent de eerste vrouwelijke president van de Hoge Raad. Hoe belangrijk is dat? “Het is gewoon en bijzonder. Het is ge- woon dat deze functie ook door een vrouw kan worden vervuld en het is bij- zonder dat ik die eerste vrouw ben.” Ziet u zichzelf als een rolmodel, een aan- moediging voor vrouwen? “Dat wordt zo gezien. Toen ik als vrouw raadsheer werd bij de Hoge Raad merkte ik dat mensen het fijn vinden dat vrou- wen ook zo’n functie kunnen vervullen. Mannen én vrouwen maken daar op- merkingen over.” De aanduiding raadsheer ligt onder vuur. Juristen en politici pleiten voor een meer sekseneutrale benaming. Bent u raads- heer of raadsdame? “Zelf gebruik ik rechter en raadsheer door elkaar. De functie heet raadsheer, maar het beroep is rechter. Mensen die niet uit de Rechtspraak komen, begre- pen niet wat ik bedoelde als ik zei dat ik raadsheer was. Ik noem mezelf daarom geregeld rechter. Als mensen mij vragen wat voor werk ik doe, praat ik graag over wat rechtspraak voor mensen betekent, en dan blijf ik liever niet steken in dis- cussies over taal. Hier in huis is het geen thema. De discussie over de aanduiding raadsheer voor een vrouw is ontstaan in de appelrechtspraak bij de hoven en de bijzondere colleges. Daar is het percen- tage vrouwen hoger dan bij de Hoge Raad, waar op dit moment veertien vrouwelijke en eenentwintig mannelijke leden werkzaam zijn. Ik vind het begrijpelijk als een vrouw zich niet herkent in het woord raads- heer. Het woord rechter klinkt tegen- woordig sekseneutraal, het woord raads- heer niet. De functieaanduiding raadsheer ligt vast in allerlei wetten, dus het is aan de wetgever om hierover een beslissing te nemen. In de tussentijd zul- len we het ermee moeten doen.” Dat is van oudsher een reden waarom we niet alleen een toga dragen, maar ook terughoudend zijn met verhalen over ons privéleven. Daar is bijgekomen dat we in een tijd leven dat sommige to- gadragers heel nare gevolgen ondervin- den van hun werk. Die dingen bij elkaar maken dat ik dit soort vragen in de me- dia niet beantwoord.” Ze verwijst wel naar een interview op 17 mei in het VU-magazine Ad Valvas , waarin ze het een en ander heeft verteld over haar loopbaanontwikkeling en be- langstelling. “Maar daar laat ik het bij.” In dat interview vertelt ze dat ze de voorlichtingsbijeenkomst van de rech- tenfaculteit van de Vrije Universiteit in- spirerend vond omdat die ook ging over wat het recht in het leven van mensen betekent. Later kwam daar een letteren- studie bij, omdat het onderwijs in de rechtenstudie aanvankelijk weinig inspi- ratie bood. KENNISMAKEN Wat was het eerste dat u deed in uw nieu- we functie? Koffie drinken met mensen uit de politiek, het recht, de ambtenaren? “Het is belangrijk om kennis te maken met de mensen binnen en buiten de Hoge Raad, om te horen wat er speelt. Daar ben ik de eerste maanden na mijn installatie mee bezig geweest. De na- druk lag op mensen binnen de recht- spraak, in Nederland en daarbuiten, en mensen binnen andere instituties zoals ministers, politici, ambtenaren en daar- naast organisaties eromheen, bijvoor- beeld NGO’s die iets doen met recht- spraak. Ook ben ik gevraagd voorzitter te worden van het comité van aanbeveling van het Prinsjesfestival dat elk jaar plaatsvindt. Dat gaat over het vieren van de democratische rechts- staat.” Wat hebt u gehoord tijdens die gesprek- ken? “Je hoort binnen en buiten de Recht- spraak hoe ongelooflijk belangrijk de mensen onafhankelijke rechtspraak vinden.” Komen mensen in de verleiding om over individuele zaken te beginnen? “We leven in een high trust society . Ik kan erop vertrouwen dat mensen met mij niet over individuele zaken spreken.” “IK SNAP DAT EEN VROUW ZICH NIET HERKENT IN DE TERM ‘RAADSHEER’. MAAR TOT DE WETGEVER DIT WIJZIGT, MOETEN WE HET ERMEE DOEN” interview
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=