Mr.

24 / Mr. 1 2022 interview “DE RECHTSPRAAK HEEFT SOMS IETS TE VEEL DE NEIGING ZICH OP DE BORST TE KLOPPEN” gen vonnis zijn voor burgers, dat is symptomatisch. Met name de hogere rechter heeft geen belangstelling voor het natraject, staat daar niet voor open en betrekt deze kennisachterstand niet op het eigen functioneren.” Rechters ge- ven in het rapport waarin ze reflecteren op de Toeslagenaffaire ook toe dat die affaire geen incident was. Ze kennen vergelijkbare situaties: de bijstand, vreemdelingenzaken, DUO-besluiten, coronawetgeving, belastingzaken. Dat blijkt wel nu rechters ook erkennen meer bezig te zijn met rechtsvorming of het niet uit de pas lopen met bestaande jurisprudentie. Tegelijk zeggen ze de taak om de burger te beschermen serieuzer te nemen. Niet zo ingewikkeld, volgens Hertogh. Gewoon vaker vragen: wie bent u, hoe gaat het met u, hoe zat het met die navordering? Dat willen burgers ook, zo blijkt uit het rapport van de rechtbanken. Die willen voor vol worden aangezien en dat rechters kijken naar hun individuele situatie. “Niet eens om per se gelijk te krijgen, maar wel om hun persoonlijke omstandigheden erbij te betrekken. Bur- gers willen geen sjabloon zijn.” Maar de bestuursrechtspraak is de me- thodiek van de uitvoeringsinstanties gaan overnemen: geen belangstelling voor de persoon achter de burger, ervan uitgaan dat die een potentiële fraudeur is die het tegenovergestelde moet bewij- zen. “Die manier van denken is doorge- sijpeld naar de rechtspraak. Rechters lie- ten zich te veel meeslepen in dat narratief, dus werd die harde lijn ge- volgd. Ik zeg: bekijk de burger minder als iemand van bordkarton en interes- seer je meer in de persoon achter het dossier.” MET DE BESTE BEDOELINGEN Dat rechters soms met de beste bedoe- lingen harde toeslagenuitspraken deden, had ook niet gehoeven als zij de burger beter kenden. Rechters hebben in hun reflectierapport toegegeven dat ze soms de burger tegemoet hadden kunnen ko- men. “Maar, zo redeneerden ze, de kans was dat het in hoger beroep alsnog werd afgeschoten. Dan hadden wij hun een dode mus geboden, dus valse hoop. Bur- gers echter zeiden: het gaat er niet per se om dat we gelijk krijgen, wel dat we voorstellen doen. “Zoals ik het interpre- teer: ze vinden het de hoogste tijd dat de externe oriëntatie nu echt wordt verbe- terd. Hoe – dat weten ze nog niet en dat is ook lastig. Wel zijn ze bereid de deur te openen en het maatschappelijk debat naar binnen te halen. De Rechtspraak moet meer luisteren naar bijvoorbeeld externe deskundigen, de Nationale om- budsman en naar burgers. De meeste spelers zijn het erover eens: zoals het vroeger ging, zo kan het niet meer, er moet iets nieuws gebeuren. Ze voelen dat ze moeten reageren op de vermaat- schappelijking van de rechtsstaat.” A an de andere kant: het vertrouwen in de Rechtspraak is – vergeleken met veel an- dere Europese landen – nog steeds be- hoorlijk hoog. Daar past wel een kanttekening bij, zegt Hertogh. “De Rechtspraak heeft soms iets te veel de neiging zich op de borst te kloppen. Ja, er zijn incidenten, maar kijk eens naar die internationale lijstjes waar- op we altijd hoog scoren. Maar staar je niet blind op de rule of law -index, die is te geflatteerd. Ondanks die mooie cijfers hadden we wel de Toeslagenaffaire. De commissie-Van Dam concludeerde dat de bestuursrechtspraak haar functie van bescherming van burgers heeft veron- achtzaamd, dat is nogal wat. We mogen best trots zijn op die scores, maar dat wil niet zeggen dat er niks kan worden ver- beterd. De Toeslagenaffaire zie ik ook als een stresstest voor de Rechtspraak en we zien nu toch een aantal structurelere krasjes en barsten. De versteviging van de externe oriëntatie is fundamenteel om op lange termijn de positie van de Rechtspraak sterk te houden.” En dat kan, wat Hertogh betreft, onder meer door de burger een vaste plek te geven binnen de instituties. Niet af en toe, niet alleen aan het eind van een tra- ject, niet alleen bij klachten, bezwaar en beroep of wraking. “Ook zonder dat er wat aan de hand is moeten kritiek en be- leving van burgers een plek krijgen.” Hij erkent dat ons systeem zo niet in elkaar zit. In de trias is geen plaats voor de burger, dat gaat alleen over de verhou- ding tussen de drie staatsmachten. “En die zeggen allemaal hun best te doen de belangen van de burger te behartigen. Maar de burger zelf zit daar niet aan tafel.” Dat dit wel kan, blijkt bijvoorbeeld uit een experiment dat het Openbaar Mi- nisterie deed met burgerfora in de tijd dat Harm Brouwer nog super-PG was. Hertogh denkt er met plezier aan terug. Op bijeenkomsten in het land ging het OM met burgers in gesprek: wat doen we, wat is onze rol? Burgers konden meedenken over de strafrichtlijnen of straffen die een officier van justitie in de rechtszaal had geëist. “Heel innovatief om burgers zo bij het rechtsstatelijk pro- ces te betrekken. Jammer dat het een stille dood is gestorven.” Hertogh ziet ook nog een andere manier om die externe oriëntatie vorm te geven: “Waarom hebben wij in Nederland geen serieuze discussie over lekenrecht- spraak? We zijn een van de weinige westerse landen zonder enige vorm van lekenrechtspraak. We kunnen best met een pilot beginnen. Er zijn veel modali- teiten denkbaar: in het uiterste geval juryrechtspraak, maar eenvoudiger is: meer burgerfora, burgers die aanschui- ven bij een zaak en meedenken. We kunnen veel van het buitenland leren. Zo zijn er dus twee relatief eenvoudige manieren om burgers een vaste plek te geven in instituties van de rechtsstaat.” GEEN INCIDENT Hoewel bij de rechtspraakproblematiek de focus ligt op de Toeslagenaffaire, is het probleem volgens Hertogh breder. Rechters weten, zo zegt hij, vaak te wei- nig over de effecten van beleid, zoals wat de gevolgen zijn van een beslissing van de Belastingdienst. “Ze weten ook on- voldoende wat de gevolgen van hun ei-

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=