MR. 3 2022 / 39 rechtspraak er gepseudonimiseerd, een verwerking van persoonsgegevens die volgens de AVG een wettelijke grondslag vereist. “Nederland is een van de weinige landen waar er geen grondslag is voor de publicatie van gerechtelijke uitspraken.” Van Opijnen heeft in eerdere publicaties een voorschot genomen op hoe een dergelijke wet – de Wet publicatie rechterlijke uitspraken (Wpru), zoals hij die noemt – eruit zou kunnen zien. Die zou onder meer minimumnormen moeten bevatten “om te garanderen dat deze enorme databerg voor praktijkjuristen, academici, journalisten, belangstellende burgers en computers daadwerkelijk toegankelijk zal zijn”, schreef hij in het NJB. Want juist die toegankelijkheid zou in het gedrang komen wanneer je alles publiceert: “Je gooit hooibalen over mensen heen.” Hij is niet tegen een openbaarmakingsslag, maar dan wel in de context van een technologisch slimme databank, die (onder meer met behulp van algoritmes) toegankelijk en gebruiksvriendelijk is. Anders kun je het zijns inziens beter bij het oude houden. “Het huidige systeem is beter dan zomaar alles gaan publiceren. Je kunt dat niet over de mensen uitstorten.” Het huidige systeem, waarbij rechters zelf de selectie maken op basis van de selectiecriteria, functioneert volgens Van Opijnen in principe goed. “Juridisch gezien is het niets”, maar het is inmiddels wel echt onderdeel van het denk- en werkproces van rechters, heeft hij gemerkt in de tijd dat hij bij de Rechtspraak werkte. En dat was niet van meet af aan zo. Rond de eeuwwisseling, toen het publiceren op rechtspraak.nl nog in de kinderschoenen stond, was het eerst nog een kwestie van aftasten. Rechtspraakmedewerkers sloegen ’s ochtends maar de krant open – “bij voorkeur De Telegraaf” – om te lezen welke rechtszaken aandacht kregen. Vervolgens werd er naar de betreffende gerechten gebeld. TUSSENSTAP Voor Bert Marseille, hoogleraar Bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, is de wettelijke grondslag van secundair belang. Wel vindt hij het voornemen van de Rechtspraak heuglijk nieuws. Niet zozeer omdat alle uitspraken volgens hem per se openbaar moeten zijn, maar omdat het als onderzoeker nu erg ingewikkeld is om aan de niet-gepubliceerde uitspraken te komen. Hij doet veel onderzoek naar het functioneren van de rechtspraak, waarvoor een representatieve en/of specifieke selectie nodig is. Het Besluit selectiecriteria biedt deze juist niet: dat filtert immers op relevantie. Marseille en zijn collega-onderzoeker Marc Wever (ook Rijksuniversiteit Groningen) schreven in het NJB-themanummer dan ook dat ‘alles publiceren’ een goede tussenstap is. Wanneer je namelijk als onderzoeker nu toegang wilt krijgen tot een selectie van rechtspraak – bijvoorbeeld alle uitspraken van een bepaald gerecht in een afgebakende periode – is daarvoor toestemming van de Raad voor de rechtspraak nodig. “En dat duurt allemaal heel lang”, zegt Marseille. Er moet een ‘Formulier Toetsingsprocedure Extern Onderzoek’ worden ingevuld met daarin een wetenschappelijke verantwoording. Al met al ben je zo vier maanden verder. PRINCIPIEEL ONJUIST En dat wringt. “Toegang tot uitspraken wordt door de Raad gezien als een gunst, niet als een recht. Dat is welbeschouwd absurd”, schreven Marseille en Wever hierover. Aan Mr. vertelt Marseille dat hij op zich begrijpt dat het veel vergt van de Rechtspraak om op dergelijke verzoeken te reageren. “We hebben het spel maar gewoon meegespeeld, maar principieel is het onjuist.” Hij vraagt zich af of dit niet parallel zou moeten lopen aan de Wet open overheid; in een procedure op grond van deze wet hoeft de verzoeker immers niet zijn belang bij de informatie aan te tonen. VERLANGLIJSTJE Belangrijker nog dan meer uitspraken, vinden Marseille en Wever het om meer te weten over de zaken die een rechter afdoet. Voor het Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht stelden zij onlangs een ‘lijstje van twintig’ op van gegevens die ze over élke bestuursrechtelijke procedure willen weten, gekoppeld aan het ECLI-nummer. Zoals de instantie, het aantal procespartijen, de wijze van behandeling en het aantal zittingen. En, niet onbelangrijk: de wijze waarop een procedure eindigt. De reden van intrekking van een beroep (bijvoorbeeld omdat er is geschikt), is vaak niet te achterhalen. Voor hun type onderzoek (en voor de managers van de Rechtspraak) is deze informatie essentieel. Van hooibergangst heeft Marseille overigens geen last. Dezelfde criteria die nu worden gehanteerd om een selectie te maken, kunnen zijns inziens op dezelfde manier gebruikt worden om belangrijke uitspraken te markeren. De door de Raad voor de rechtspraak geuite zorg dat het ondoenlijk zou worden om de relevante uitspraak te vinden, acht hij “een beetje bevoogdend”. TIEN JAAR Meer én verantwoord publiceren: het is een uitdaging, waarvoor nog veel werk zal moeten worden verzet. Gelukkig heeft de Rechtspraak zichzelf met tien jaar ruim de tijd gegund – en in een decennium zou het de wetgever ook moeten lukken een wettelijke grondslag te realiseren. De tijd zal het leren. Maar wet of geen wet, de Rechtspraak wil en gáát meer publiceren. Uit intrinsieke motivatie; “niet omdat het moet”, zegt de Rechtspraakwoordvoerder. • “WE GAAN MEER PUBLICEREN UIT INTRINSIEKE MOTIVATIE, NIET OMDAT HET MOET” Bert Marseille (Rijksuniversiteit Groningen) FOTO: ARENDA OOMEN
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=