18 / Mr. 1 2023 interview “SPIJT BETUIGEN IS SUPER BELANGRIJK, HET IS ALTIJD EEN EERSTE STAP OP DE WEG TERUG” Of er iets verandert als hij zijn toga aantrekt? “Helemaal niks”, antwoordt Jacco Janssen (55) zonder aarzeling. Hij speelt op de zitting geen rol, ontleent zijn gezag niet aan zijn functie. “Ik realiseer me dat ik in functie ben, maar voor mij persoonlijk verandert er niets. Ik probeer dicht bij mijn eigen persoon te blijven: dat is een rol die je het allergemakkelijkst speelt. Ik ben eigenlijk niet anders dan thuis.” “Ja, ik ben laagdrempelig”, vervolgt hij. Op Twitter presenteert hij zich als rechter, gezinsman en Feyenoord-supporter. Een gewone Rotterdammer die ook rechter is. “Ik probeer altijd op het niveau van de verdachte te communiceren. Bij sommige collega’s bestaat de angst dat je daarmee je gezag verspeelt, maar je krijgt er juist gezag mee. En mensen respecteren dat.” NIET HET KLASSIEKE PAD Om nou te zeggen dat het rechterschap van jongs af aan zijn roeping was... nee. “Ik ben geen rechter die het klassieke pad volgde, mijn middelbare school liep niet per se gladjes, ik voelde me niet altijd goed begrepen.” Hij ging pas rechten studeren toen hij 23 was, hij was 29 toen hij afstudeerde. “Ik was toen manager van het restaurant van Hotel New York. Na mijn afstuderen werd ik door een vriend gebeld dat het de laatste dag was van de selectie voor de raio-opleiding. Ik lag nog in bed, ik had tot laat gewerkt. Ik ben opgestaan, heb dezelfde dag nog een brief geschreven, en ben toegelaten. In die tijd ontstond de trend om ook wat oudere mensen aan te nemen, en ik was er een van.” Janssen vertelt dat hij opgroeide in een gewoon gezin in de Rotterdamse wijk Blijdorp. “Ik voelde me aanvankelijk niet helemaal thuis in de rechterlijke macht, en dat lieten mensen me ook voelen. Elitair is een groot woord, maar je moest je best doen om je erbij te horen. Later is het goed gekomen.” TWEE VRAGEN Inmiddels heeft Janssen twee decennia ervaring als strafrechter in Rotterdam en is hij voorzitter van de meervoudige kamer. “Het allerbelangrijkste is dat je een analyse kunt maken van de feiten”, zegt hij over het rechterswerk. “In iedere strafzaak heb je hooguit één of twee problemen. Daarom probeer ik een zaak klein te maken, al moeten partijen natuurlijk wel alles kunnen zeggen. Dus: concentreren op de punten die belangrijk zijn voor de zaak, voor de partijen en voor de oplossing van het geschil. Als je daar met elkaar over kunt praten: dat is rechtspraak.” In een strafzaak, vervolgt Janssen, moet je altijd twee vragen beantwoorden. Met een Rotterdams accent: “Hebt-ie het gedaan, en wat mot-ie hebben?” Hoe dat concreet uitwerkt, bleek in december vorig jaar in een zaak tegen een stomdronken jongeman die de telefoon van een meisje had afgepakt en haar tanden uit haar mond had geslagen. De tenlastelegging was diefstal met geweld. De verdachte, die eerder veertien jaar cel had gekregen omdat hij iemand om het leven had gebracht, mocht de laatste vier jaar van zijn straf in vrijheid doorbrengen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling (vi). “Het was een bijzondere jongen, want hij had na zijn vi zijn leven opgepakt als coach van kinderen die op het verkeerde pad waren gekomen”, vertelt Janssen. “In die baan werd hij zo gewaardeerd dat hij tijdens zijn voorarrest een vast contract had gekregen van de gemeente. Hij leek heel goed op de weg terug te zijn.” In de strafzaak moest de Rotterdamse rechtbank twee vragen beantwoorden. De eerste was: was het diefstal met geweld? De verdachte zei namelijk dat hij in stomdronken toestand zijn telefoon kwijt was. Toen hij een meisje met een telefoon zag lopen dacht dat hij dat het zijn telefoon was en viel haar aan. Janssen: “Hij zei dat hij niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had, want in zijn beleving was het zijn eigen telefoon. Het was dus niet evident diefstal met geweld.” Het tweede probleem was welke straf de agressieveling moest krijgen. De officier vorderde naast een gevangenisstraf van negen maanden de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dan zou de jongen weer ruim vier jaar de bak ingaan. Janssen: “Op de zitting hebben we de twee problemen direct benoemd. Al of niet diefstal: daar waren we snel uit. We twijfelden over het oogmerk, dus er kwam vrijspraak van de diefstal en veroordeling voor de ernstige mishandeling. Maar welke straf was gepast? Die jongen had al duizend euro schadevergoeding overgemaakt aan het meisje. Hij refereerde zich aan het oordeel van de rechter: wat het meisje ook zou vorderen, hij betaalde. Hij stelde zich fantastisch op, en dat klonk door in de strafmaat, ook al stond hij, gezien zijn veroordeling in het verleden en als dader van uitgaansgeweld, met 10-0 achter. We hebben negen maanden gevangenisstraf opgelegd voor de mishandeling en de herroeping van voorwaardelijke invrijheidsstelling afgewezen.” Hoe belangrijk is het dat de verdachte spijt betuigt? “Super belangrijk. Spijt betuigen is altijd een eerste stap op de weg terug. Je hoeft geen gekke Henkie te zijn, maar ik wil niet van rechters horen ‘De verdachte betuigt alleen maar spijt om een lagere straf te krijgen’. Als je zo wordt, als je niet gelooft dat mensen afstand kunnen nemen van iets wat ze hebben gedaan... dan zitten we op een dood spoor.” ZITTING Janssen zegt dat de zitting het allerbelangrijkst is in het strafproces. “En dat moet zo blijven. Daar is het contact met de procespartijen van essentieel belang. Daar vindt het systeem van procedurele rechtvaardigheid plaats. De rechter, de officier, de verdachte, de advocaat, het slachtoffer en ook de hele maatschappij erachter, ze hebben allemaal baat bij een rechtvaardig proces. Dat de verdachte weet dat er naar hem wordt geluisterd is daarin heel belangrijk.” Een keiharde aanpak van criminelen doet het vaak goed in de publieke opinie, maar niet bij Janssen. “Die weg zijn we te veel op gegaan in het strafrecht: zet
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=