MR. 1 2023 / 37 rectificatie rechtelijke onderzoeken verschijnen, waarover je, als er later vrijspraak volgt, niets meer hoort. Van Vegchel, die voordat hij in 2020 advocaat werd ruim dertig jaar in de journalistiek werkte, houdt zich bezig met overeenkomsten- en mediarecht, privacy en intellectuele eigendom en wordt regelmatig benaderd door klanten die zich benadeeld voelen door bepaalde uitlatingen. Hij vindt dat het OM terughoudend moet zijn met het doen van dergelijke uitlatingen. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen zaken waarin sprake is van onterechte of lichtzinnige vervolging door het OM en zaken waarin het OM tijdens de vervolging uitlatingen over iemand heeft gedaan die niet door de beugel kunnen. Dat laatste speelde bijvoorbeeld vorig jaar, toen het OM zich onrechtmatig had uitgelaten over strafrechtadvocaat Yehudi Moszkowicz, tijdens een strafzitting waarbij de advocaat zelf niet aanwezig was. Officier van justitie George Rasker suggereerde daar dat Moszkowicz een verlengstuk is van drugskartels, waarna zijn uitspraken werden gepubliceerd in twee dagbladen. Moszkowicz, bijgestaan door een kantoorgenoot van Van Vegchel, stapte daarop naar de rechter. Met succes: de rechtbank Den Haag oordeelde dat de Staat een rectificatie moest plaatsen in beide kranten en zijn proceskosten moest betalen. Dat de uitlatingen werden gedaan door een officier van justitie noemt Van Vegchel een extra verzwarende factor. “Hij zou beter moeten weten.” BELANGENAFWEGING In zijn eigen praktijk komt rectificatie langs twee lijnen aan de orde, zegt Van Vegchel. Hij wijst op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die mensen het recht geeft om onjuiste persoonsgegevens te laten wijzigen of persoonsgegevens aan te vullen (artikel 16). Dit leidt zelden tot procedures. Zijn cliënten, vaak dataverwerkingsbedrijven, hebben er zelf belang bij dat de juiste persoonsgegevens worden verwerkt en werken daarom meestal mee als blijkt te kloppen dat gegevens aanpassing behoeven. Anders is dat bij cliënten die bij hem komen omdat ze vinden dat hun eer, goede naam of privacy is aangetast door bepaalde uitlatingen en daarom rectificatie willen. Op grond van artikel 6:167 Bur- “AMSTERDAMSE RECHTERS OORDELEN MILDER OVER DE MEDIA DAN HUN COLLEGA’S” gerlijk Wetboek kan een rechter een geëiste rectificatie toewijzen als sprake is van onrechtmatigheid bij een onjuiste of misleidende publicatie. Dat begrip ‘publicatie’ wordt in de jurisprudentie ruim opgevat en kan zien op elke openbaarmaking, ook buiten artikelen of uitzendingen in de media. De rechter maakt daarbij een belangenafweging en kijkt welk recht moet prevaleren: het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het belang van het recht op de eerbiediging van iemands persoonlijke levenssfeer uit artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM. Zo oordeelde de Amsterdamse rechtbank onlangs in een door de bestuurder van ING-dochter Payvision aangespannen zaak tegen het FD dat er “naarmate het signaleren van een veronderstelde misstand ernstigere gevolgen voor de betrokkene heeft, hogere eisen moeten worden gesteld aan de zorgvuldigheid waarmee de publicatie tot stand komt, aan het daarvoor te verrichten feitenonderzoek, aan naleving van het beginsel van hoor en wederhoor, en aan de formulering van de beschuldigingen”. Het FD moest zijn onjuiste uitlatingen over de directeur rectificeren. ONDERZOEK Kiest iemand voor een gang naar de rechter om rectificatie te eisen, dan wordt vanwege het spoedeisende belang bij snel ‘herstel’ meestal een kort geding gestart, op verbeurte van het betalen van een dwangsom. Hoe vaak zo’n vordering tot rectificatie wordt toegewezen, wordt door de Rechtspraak niet bijgehouden, zegt een woordvoerder van de Raad voor de rechtspraak. Van Vegchel ging zelf op onderzoek uit en bekeek 107 uitspraken die tussen 1 januari 2016 en 1 mei 2020 op rechtspraak.nl zijn gepubliceerd, waarin rectificatie werd gevorderd. Daarbij maakte hij onderscheid tussen uitspraken die betrekking hebben op uitingen van burgers of bedrijven onderling op social media of eigen websites en uitspraken die zien op professionele media. In een kwart van de gevallen waarin burgers zich in hun eer en goede naam aangetast zien door of in de media krijgen ze steun van de rechter, zo bleek uit het onderzoek waarover hij een artikel schreef op Mediaforum. Ook constateerde Van Vegchel dat de rechter bij burgers onderling vaker corrigerend optreedt. Bij de mediavorderingen blijkt opkomen tegen uitlatingen van derden in de journalistiek iets vaker succesvol dan het optreden tegen onjuiste of krenkende uitlatingen door de media zelf. Het bij voorbaat vorderen van een verbod op een publicatie of uitzending slaagt zelden. Verder blijkt dat rechters in Amsterdam, die meer mediazaken behandelen dan alle andere rechtbanken samen, milder oordelen over de media dan hun collega’s. TERUGHOUDEND Een rechtszaak leidt volgens Van Vegchel vaak opnieuw tot publiciteit, wat voor nog meer reputatieschade kan zorgen, die gedupeerde cliënten juist willen vermijden. Daarom adviseert hij soms cliënten, ook als zij een goede kans maken om de zaak te winnen, af te zien van een procedure, in de hoop dat de aandacht voor de uitlatingen zal verslappen. Ook Thomas van Vugt (AMS Advocaten, Amsterdam) is “niet zozeer om juridische redenen, maar vanuit mediaperspectief ” enigszins terughoudend in zijn advisering om rectificatie te eisen. Van Vugt heeft veel ervaring met procedures over onrechtmatige publicaties, rectificaJan van Vegchel (ABC Legal)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=