MR. 2 2023 / 9 nieuws Door bijna vijftig meter handgeschreven processtukken uit de 18e eeuw te ontcijferen en digitaliseren, heeft hoogleraar rechtsgeschiedenis Hylkje de Jong (Vrije Universiteit) belangrijke documenten toegankelijk gemaakt voor een groot publiek. Ze heeft daarvoor de gouden penning van de stichting voor Oud-Vaderlands recht ontvangen. Sinds ruim een jaar is De Jong bezig met het handmatig transcriberen van moeilijk te ontcijferen civiele processtukken. Het zogenoemde HUF-project begon bij het Hof van Friesland. Samen met historisch centrum Tresoar in Leeuwarden liet De Jong 48 meter civiele procesdossiers uit de periode 1716-1730 inscannen. Het softwareprogramma Transkribus moest de teksten daarna digitaliseren. Later zijn de overige 148 meters aan dossiers (1700-1811) aan de beurt. Hetzelfde wil De Jong nog doen met processtukken van de hoven van Holland, Utrecht, Gelre en Zutphen. Werken met kunstmatige intelligentie binnen de rechtsgeschiedenis moet verbanden laten zien die eerst niet opvielen. De Jong wil zo te weten komen in hoeverre in die periode het Romeinse recht is gebruikt. Tot 1809 had elk gewest z’n eigen rechtsbronnen, overal gold weer ander stadsrecht. Schoot dat tekort of kwamen rechters er niet uit, dan werd teruggegrepen op het Romeinse recht. In Friesland was dit zelfs leidend, in tegenstelling tot elders in Nederland. In welke mate het werd gebruikt is onderwerp van nader onderzoek. (MK) De rechtbank Den Haag trekt een principiële streep waar het gaat om bezwaarbureautjes die goud geld verdienen aan de hoge proceskostenvergoeding in Mulderzaken. Zaken in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (de Wet Mulder) zijn zeer lucratief voor commerciële bezwaarbureaus. In zo’n Mulderzaak verlaagde de Haagse rechtbank de vergoeding van bijna 1.300 euro naar 100 euro, “om principiële redenen”. Het ging om iemand die zestien kilometer harder had gereden dan de toegestane vijftig kilometer per uur. Omdat de gemachtigde constateerde dat in het proces-verbaal de verkeerde feitcode was opgenomen, moest de kantonrechter de betrokkene in het gelijk stellen wat betreft aanpassing van de feitcode, al was de verkeersboete terecht. Volgens vaste jurisprudentie moeten de proceskosten dan worden vergoed. Maar de rechter vond het niet aan de samenleving uit te leggen “dat de gemachtigde bijna 1.300 euro proceskostenvergoeding ontvangt terwijl zijn inspanningen in deze Mulderzaak gering zijn.” De kantonrechter voelde zich genoodzaakt een oproep te doen aan de wetgever “om op structurele wijze een einde te maken aan de te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken”. (SM) PROF DIGITALISEERT TIENTALLEN METERS OUDE PROCESSTUKKEN 1.200 EURO MINDER VOOR ‘MULDER-COWBOYS’ RECHTENPAND VERNOEMD NAAR EERSTE VROUWELIJKE RECHTER BUITENGEWOON HOOGLERAAR Daarnaast was Hudig van 1957 tot 1972 buitengewoon hoogleraar Kinderrecht en Kinderbescherming aan de Universiteit Utrecht. Ook dit was een primeur, ze was de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de toenmalige rechtenfaculteit. (KR) De Universiteit Utrecht maakte onlangs bekend een rechtenpand om te dopen tot Johanna Hudiggebouw. Aanvankelijk waren er plannen om een grote collegezaal naar Hudig te vernoemen. Maar toen er een naam moest worden bedacht voor een pand aan Achter Sint Pieter in de Utrechtse binnenstad, waar later dit jaar een paar honderd medewerkers van het departement Rechtsgeleerdheid hun intrek nemen, was de beslissing snel genomen. CRIMINALITEIT DER VROUW Johanna (‘Han’) Hudig (1907-1996) studeerde rechten in Utrecht. Nadat ze in 1934 was afgestudeerd ging ze aan de slag bij het net opgerichte Criminologisch Instituut (het huidige Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen). Het viel haar op dat er weinig bekend was over vrouwelijke criminaliteit, ze besloot daar een proefschrift aan te wijden; in 1939 promoveerde ze bij hoogleraar strafrecht Pompe cum laude op De criminaliteit der vrouw. Intussen was Hudig in 1938 als inspecteur bij de Kinderpolitie in Rotterdam begonnen. Daar werkte ze tot 1946, toen ze naar de Verenigde Staten vertrok om sociologie en sociaal werk te studeren aan de Universiteit van Chicago. Tijdens haar verblijf daar kreeg ze van de Rotterdamse kinderrechter Overwater het verzoek om te solliciteren als rechter, zodat ze hem kon opvolgen. In 1947 werd Hudig benoemd tot (kinder)rechter bij de rechtbank Rotterdam. Zij was de eerste vrouwelijke rechter in Nederland; christelijke regeringscoalities hadden de komst van een vrouw in het ambt lange tijd tegengehouden (wat de Hoge Raad betreft hadden ‘damesrechters’ al een kwart eeuw eerder hun entree mogen maken). Hudig bleef rechter tot haar zeventigste. Vijf jaar daarvoor, in 1972, benoemde de rechtbank haar tot vicepresident. Johanna Hudig op weg naar haar installatie als vice-president (foto: Ary Groeneveld, Stadsarchief Rotterdam)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=