MR. 6 2023 / 7 Ga voor actueel juridisch nieuws en uitgebreidere versies van deze berichten naar www.mr-online.nl nieuws De Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen (‘Wet doorberekening’) heeft geleid tot een bezuiniging voor het Rijk van zo’n 8,6 miljoen euro. Maar de wet heeft ook geleid tot onbedoelde effecten. Dit blijkt uit een evaluatie van de wet door beleidsonderzoeksbureau Cebeon. De kosten die de Staat maakt voor toezicht op en het tuchtrecht voor advocaten, notarissen en deurwaarders worden, sinds de invoering van de wet in 2018, doorberekend aan hun publiekrechtelijke beroepsorganisaties (PBO’s). Die berekenen dat weer door aan hun leden, zodat deze zelf hun toezicht en tuchtrecht betalen. Daarmee zijn de NOvA, KNB en KBvG het niet eens: de beroepsgroepen zijn niet de enige belanghebbenden bij een goed functionerend stelsel van toezicht en tuchtrecht. Omdat er ook een algemeen maatschappelijk belang is, vinden zij dat in elk geval een deel van de kosten uit algemene middelen moet worden gedekt. Het hoofddoel van de wet lijkt bereikt: bezuiniging op die kosten. Volgens de beroepsgroepen heeft deze wet echter niet bijgedragen aan de aandacht voor kwaliteit en integriteit van hun werk – die aandacht wás er al. Verder gaan administratieve lasten ten koste van het eigenlijke werk. NIEUWE ROL De wet heeft er ook toe geleid dat er wrijvingen zijn ontstaan tussen de PBO’s enerzijds en toezichts- en tuchtrechtorganisaties anderzijds. Met de wet kregen de PBO’s een nieuwe rol: ze zijn de belangrijkste financier van het toezicht en tuchtrecht en mogen zienswijzen geven op de begrotingen en kunnen bezwaar en beroep aantekenen. Dit botst met de onafhankelijke positie van het toezicht en het tuchtrecht. De onderzoekers vinden dat het ministerie van Justitie en Veiligheid een meer sturende rol moet pakken, door transparante toetsingscriteria te hanteren, duidelijke richtlijnen op te stellen voor begroten en te bemiddelen als er frictie ontstaat. (MK) WET LEIDT TOT WRIJVINGEN OP GEBIED VAN TOEZICHT PG BIJ DE HOGE RAAD VRAAGT OM INFORMATIE OVER WHOA Belanghebbenden en geïnteresseerden kunnen bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad opmerkingen indienen over de Wet homologatie onderhands akkoord. Het is voor het eerst dat de PG deze mogelijkheid biedt ter voorbereiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet. In een bericht op de site van de Hoge Raad wordt gevraagd om informatie die van belang kan zijn voor een vordering tot cassatie die de PG aan het voorbereiden is. Het gaat daarbij om de uitleg van de WHOA, dit naar aanleiding van vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 maart van dit jaar. Een woordvoerder van de Hoge Raad vertelt dat er verschillende redenen zijn voor het verzoek van de PG. Omdat het gaat om nieuwe wetgeving (de WHOA geldt sinds 1 januari 2021) over een technisch onderwerp, wil hij ervoor zorgen dat de vordering op zo volledig mogelijke informatie wordt gebaseerd. In de oproep heeft de PG twee specifieke vragen gesteld over de uitleg van de WHOA. Hij hoopt met de reacties daarop de verschillende argumenten pro en contra zo breed mogelijk in kaart te kunnen brengen. Wat ook meespeelt is dat tegen de beslissing van de rechtbank in WHOA-zaken geen enkel beroep openstaat. Dat heeft te maken met de aard van de procedure, die op een snelle beslissing gericht is. Maar het ontbreken van een beroepsmogelijkheid maakt dat het debat in WHOA-zaken beperkt is. De enige mogelijkheid om de zaak aan de Hoge Raad voor te leggen is via een vordering tot cassatie in het belang der wet. Alleen is het in een dergelijke procedure partijen niet toegestaan zich over de zaak uit te laten. Daardoor vindt bij de behandeling van een vordering tot cassatie in het belang der wet geen debat plaats door degenen die belang hebben bij het antwoord op de rechtsvragen die aan de Hoge Raad worden voorgelegd. Mede omdat dat dat wel wenselijk is, heeft de PG de oproep gedaan. PUBLICATIE Opmerkingen kunnen tot 10 januari worden ingediend. Overigens kan het ook nog zijn dat de PG besluit af te zien van het instellen van een vordering. (KR)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=