Mr.

20 / Mr. 1 2024 interview “DAZZLE PAINTING IS EEN METAFOOR VOOR HOE WE IN HET RECHT BESLISSINGEN NEMEN, ZONDER TE WETEN OF HET WEL GOED UITPAKT” Twee jaar zit hij er nu, hij is bijna 55, en hij begint spontaan over zijn afscheid als hoogleraar burgerlijk recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Niet dat hij van plan is weg te gaan, want hij heeft het er ontzettend naar zijn zin. Maar hij begint voor zijn gevoel nu wel aan de laatste fase van zijn carrière. Dat houdt hem bezig. Want hoe doe je dat eigenlijk? “Ik wil niet tot de dag van mijn pensioen vasthouden aan mijn eigen positie en functies. Op een dag ben je toch weg en dan moeten plotseling andere mensen al die gaten gaan vullen. Tegelijk wil ik wel zinvol bijdragen aan de universiteit. Ik hoop dus dat de universiteit mij wil begeleiden naar een goede invulling van die laatste jaren. We moeten als organisatie niet alleen iets bieden bij het ‘onboarden’, maar ook bij ‘offboarden’.” LEERSTOELHOPPER Van dat vasthouden aan de eigen positie heeft Willem van Boom duidelijk niet zo veel last: na professoraten te hebben vervuld in Tilburg, Rotterdam en Leiden is Nijmegen zijn vierde plek in twintig jaar. Het woord ‘leerstoelhopper’ is al gevallen. En met nog zo’n tien jaar voor de boeg, begint hij al over een exit-strategie. Dat heeft ook te maken met het feit dat hoogleraren er niet sec zijn voor onderzoek en onderwijs. In Rotterdam en Leiden was Van Boom afdelingsvoorzitter, in Nijmegen opnieuw. “Dat is veel management, en méér dan wanneer je een gewone rechter of advocaat bent. Je bent leidinggevende voor een grote groep mensen. Dat is niet vervelend, maar het is wel een zware verantwoordelijkheid. Soms moet je lastige gesprekken voeren en als er in de academische wereld één ding is dat liever uit de weg wordt gegaan is het ‘t voeren van moeilijke gesprekken.” Van Booms afdeling, burgerlijk recht, is in Nijmegen de grootste van de rechtenfaculteit. Tot ‘zijn’ afdeling behoren bijvoorbeeld ook het intellectueel eigendomsrecht en digitaliseringsvraagstuk- ken. Die breedte van het recht is letterlijk te zien in het Grotiusgebouw van de Radboud. In het midden loopt een brede trap, aan één kant daarvan zie je, verdeeld over meerdere verdiepingen, een enorme bibliotheek. Met boeken – en die zijn er vooral voor de docenten en onderzoekers, zegt Van Boom. Er komt een generatie rechtenstudenten aan die niet meer gewend is om te lezen, wat voor een juridische opleiding toch wel een condicio sine qua non is. “Als je een kortere route weet, via samenvattingen, dan nemen veel studenten die. Het is aan de docenten om daar een weerwoord op te formuleren. Zoals: minder lesstof aanbieden via de computer, want dan zoeken studenten op trefwoorden. We moeten boeken voorstellen die ze echt moeten hebben gelezen. Dat lezen valt me overigens nog mee, maar de taalvaardigheid van studenten is wel achteruit gehold. Schrijven zonder fouten is voor hen ingewikkeld, maar vooral teksten structureren, hoofdzaken van bijzaken onderscheiden en gewoon: begrijpend lezen. Maar wat is de juristerij? Het structureren van veel informatie. Als studenten dat aan het eind van de rit kunnen, dan is de missie geslaagd. Daar doen we ons best voor.” ‘DAN MAAR RECHTEN’ De rechtenstudie ligt niet op zijn netvlies als Van Boom het einde van de middelbare school ziet naderen. Hij zit dan in de categorie ‘weet niet, dan maar rechten’, net als een paar schoolvrienden. Diep in zijn hart heeft hij meer op met klassieke talen, maar dan zijn de opties na de studie veel beperkter. In zijn familie zitten verder meer bèta’s dan alfa’s, juristen zijn er een onbekend fenomeen. Op de Universiteit van Amsterdam is hij geen bijzonder bevlogen rechtenstudent, de cijfers zijn niet geweldig, in de collegezalen valt hij niet bepaald op. Maar de studententijd, is zijn visie nu, zegt helemaal niets over waar iemand uiteindelijk terechtkomt en waar zijn talenten liggen. Gaandeweg ontdekt Van Boom zelf dat zijn kracht vooral ligt in het doen van onderzoek en zoiets komt in de studietijd doorgaans niet echt naar voren. Het werd daarom ook geen strafrecht: “Voor mijn gevoel zitten daar relatief weinig manieren in om creatief te denken over het recht. Dat vind ik veel meer in de open structuren van het privaatrecht.” Dat kwam voor het eerst tot uitdrukking in zijn masterscriptie over een lastig onderwerp: toekomstige vorderingen. “Het treurige is dat dit leerstuk na dertig jaar nauwelijks verder is ontwikkeld. Er is weinig rechtspraak over en het is nog steeds onduidelijk wat wel en niet een toekomstige vordering is, hoewel dit voor de financieringspraktijk heel belangrijk is.” DAZZLE PAINTING De afdelingsvoorzitter huist in een bescheiden kamer. Twee bureaus tegen elkaar, een kleine overlegtafel, stapels boeken op de grond en meters op de planken. Een schoolkaart van het Verenigd Koninkrijk aan een wand (“heb ik een tijd gewerkt”) is vooral bedoeld om een lege muur op te vullen. Aan een andere muur hangen twee (nageschilderde) doeken van de Zweedse auteur August Strindberg, die op depressieve momenten ook schilderde. Somber zijn deze schilderijen, Van Boom benadrukt dat hij zelf niet zo is. Wat hier aan de muur hangt is daarom minder symbolisch dan wat zijn kamer op de Universiteit Leiden sierde, waar hij nu twee jaar weg is: een plaat van een schip met schutkleuren, volgens de dazzle paint-techniek. “Daarmee kun je iemand visueel uit het lood slaan. Op Britse schepen werden tijdens de Eerste Wereldoorlog verschillende kleurvakken en lijnen geplaatst. Duitse onderzeeërs konden zo met hun periscoop niet goed zien of een schip naar hen toe kwam of van hun wegvoer, en wat de koers precies was. Maar dat was een aanname: er is nooit goed onderzocht of dat echt werkte. Het werd vooral gebruikt om de bemanningsleden een gevoel van veiligheid te geven.” Die plaat hing niet voor niets op zijn kamer: “Het is een metafoor voor de manier waarop we in het recht beslissingen nemen, zonder te weten of het wel goed uitpakt.”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=