MR. 1 2024 / 21 interview “ER KOMT EEN GENERATIE RECHTENSTUDENTEN AAN DIE NIET MEER GEWEND IS OM TE LEZEN” WIE IS WILLEM VAN BOOM? Willem van Boom (1969, Koog aan de Zaan) studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam (1987-1992). In 1999 promoveerde hij aan Tilburg University op Hoofdelijke verbintenissen. Hij was achtereenvolgens hoogleraar privaatrecht in Tilburg (oratie: Structurele fouten in het aansprakelijkheidsrecht, 2003), hoogleraar privaatrecht in Rotterdam (oratie: Efficacious Enforcement In Contract And Tort, 2006), hoogleraar civiel recht in Leiden (oratie: Door meten tot weten, 2015) en is momenteel hoogleraar burgerlijk recht in Nijmegen (oratie: Ruilrechtvaardigheid en privaatrecht, 2023). Van Boom is tevens raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bestuurslid van de Stichting Ars Aequi en van de Stichting Onderzoek Collectieve Actie (OCA) en redacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht. Tegenwoordig is hij ook redactielid bij de stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog. “Geschiedenis vind ik heel fascinerend. Mijn eerste bijdrage voor deze club ging over de landbouw en voedselvoorziening tijdens WO I. Als ik morgen word ontslagen, dan ga ik me verdiepen in de geschiedenisvraagstukken van de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw.” Verder wandelt Van Boom graag. “Vooral als het regent. Dan is er niemand buiten.” Dat laatste is essentieel, en kreeg een aantal jaar geleden bij Van Boom vorm toen hij zich ging bezighouden met empirisch onderzoek door juristen, wat hij civilologie noemt. Ontstond al snel gedoe over, sommige rechtssociologen werden er knorrig van, herinnert hij zich. “Die zeiden: wat is dit voor nieuwlichterij? Dit doen wij al jaren. En wie zijn jullie om opeens ons vakgebied binnen te dringen? Vond ik wel een beetje flauw. Wat we ermee beoogden: heb oog voor andere wetenschappen die iets empirisch kunnen vertellen over al die aannames waar we als juristen vanuit gaan.” BANGE BESTUURDERS Hij verwijst naar het onderwerp ‘bange bestuurders’: het idee dat bestuurders uit angst voor aansprakelijkheid voorzichtiger worden en minder risico’s nemen, waardoor de winstgevendheid van hun onderneming wordt aangetast. Daarover ging de oratie (2005) van Maarten Kroeze, nu vicepresident van de Hoge Raad. “Dat klinkt mooi, maar of het waar is weten we niet. Dat moet je eerst onderzoeken – net als de dazzling schepen – en de empirie kan daarbij helpen. Alleen als je dat goed onderzoekt, kun je stellen of het recht op dat punt moet worden aangepast.” Dat geldt ook voor medici: gaan zij uit angst voor aansprakelijkheid ook anders te werk? “Ik geef toe dat de advocaat om de hoek daar niet direct iets aan heeft, maar beleidsmakers en wetgevers wel. Die moeten weten hoe mensen beslissingen nemen, hoe je gedrag reguleert en hoe je markten inricht. Inzichten van juristen, psychologen en andere gedragswetenschappers zijn daarvoor cruciaal.” Dat onderzoek levert echt wat op, zegt Van Boom: meer bescheidenheid over de juridische professie. “Dertig jaar geleden kon je van alles opschrijven in je juridische proefschrift, gewoon omdat je vond dat het zo zat. Tegenwoordig zul je meer moeten verantwoorden hoe je eraan bent gekomen. Een notie over bange bestuurders kun je niet meer opschrijven zonder het goed te onderzoeken. Dat is echt een verandering in het civiele recht, maar ook een van de uitdagingen voor de toekomst: voorkomen dat het privaatrecht al te zeer losgezongen raakt van de werkelijkheid. Daar hebben we de afgelopen jaren echt stappen gezet.” KWARTET Op zijn tafel ligt ‘het kwartet’, vier boekjes van even zo veel oraties die hij de afgelopen twee decennia heeft uitgesproken. In Tilburg ging het over hoe het aansprakelijkheidsrecht omgaat met structurele fouten, een actueel thema: “Stel er valt tijdens de vlucht een stuk uit de romp van een vliegtuig. Is dat een fout van een individuele medewerker of is er in het productieproces iets misgegaan? In dat laatste geval kun je spreken van een structurele fout. Daarvoor probeerde ik in het aansprakelijkheidsrecht een fundament te zoeken. Maar die oratie is het minst opgepikt.” De tweede oratie (Rotterdam) ging over hoe het privaatrecht omgaat met sancties die worden gesteld op fouten die worden gemaakt. In Leiden ging de oratie vooral over het werk binnen rechtenfaculteiten. Dat zijn een soort bijenkorven van juristen, maar er vliegen ook criminologen, psychologen en sociologen in en uit. “Dat maakt dat je veel meer potentie hebt in zo’n faculteit om een multidisciplinaire benadering van het recht te realiseren dan vaak wordt gedacht.” De vierde oratie (Nijmegen) is de meest actuele, die gaat over iustium pretium. “Volgens de handboeken is de rechtvaardige prijs voor een goed niet een erkend leerstuk in het privaatrecht. Ik denk daar toch anders over.” Als er al een rode draad is te ontwaren in die vier oraties, is het multidisciplinariteit. In Tilburg is Van Boom zich gaan verdiepen in veiligheidsstudies en duidde hij zaken als risicoberekening en risico-inschatting in het aansprakelijkheidsrecht. In Leiden kwamen er statistieken aan te pas. De Rotterdamse en Nijmeegse oraties waren geïnspireerd door de
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=