MR. 2 2024 / 27 heid. Het ene geweten is het andere niet. En het geweten van de gemiddelde jurist waarborgt vanuit rechtstatelijk oogpunt ook weinig. De laatste jaren hoor ik bijvoorbeeld vaker van studenten dat ze geen mensen zouden willen bijstaan die verdacht worden van verkrachting. Het lijkt me niet dat we deze groep hun recht op effectieve rechtsbijstand zouden willen onthouden.” Van Domselaar is dus kritisch op het ideaal van de ‘gewetensvolle jurist’. “Het risico is dat juristen dan meer gepreoccupeerd zijn met ethische zelfontplooiing dan met de rechtsstaat of de fundamentele rechten van anderen.” ONDERWIJS Wat is volgens u de rol van het beroepsethisch onderwijs? “Mijn collega’s en ik proberen studenten bij te brengen dat er verschillende manieren zijn om een goed jurist te zijn. We laten studenten reflecteren op de mogelijke rechtvaardiging van juridisch handelen. Voor verschillende juridische rollen confronteren we hen met verschillende ideaaltypen, zoals de responsieve overheidsjurist, de rechtsstatelijke overheidsjurist, de gewetensvolle overheidsjurist en de legalistische overheidsjurist. Zodat studenten zien dat er wat te kiezen valt en wat er bij die verschillende ideaaltypen op het spel staat. Studenten begrijpen het belang daarvan, maar een relevante vraag voor hen is ook hoe ze een goede boterham kunnen verdienen.” PRAKTIJKJURISTEN Welke filosofen inspireren u bijzonder? “Filosofen die ik graag lees zijn Bernard Williams en Iris Murdoch. Zij maakten in de jaren vijftig deel uit van een groepje filosofen in Oxford die probeerden met hun filosofie recht te doen aan praktische vraagstukken zoals die door concrete mensen ervaren worden. Ik vind het ook belangrijk dat mijn theoretisch werk dicht op de huid zit van de praktijkjurist.” lijk proces krijgt. Helaas wordt deze blauwdruk vaak geprojecteerd op de corporate praktijk waarin die kwetsbaarheidsassumptie niet zonder meer aan de orde is. Een groot bedrijf is niet hetzelfde als een verdachte van vlees en bloed. Ook liggen de machtsverhoudingen in de corporate advocatuur vaak anders. Vanuit rechtsstatelijk oogpunt is het belangrijk dat de advocaat ook bekijkt of dat bedrijf misschien zelf een bedreiging vormt voor de rechtsstaat en de rechten van anderen. Je kunt dan van de advocaat verwachten dat hij ook het algemeen belang of de belangen van kwetsbare derden meeweegt. Dit is in de internationale literatuur een breed geaccepteerd idee. In de gedragsregels in de VS zijn er aparte regels voor gevallen dat de cliënt een onderneming is. In Nederland niet. Je zou ook in de gedragscode kunnen opnemen welke factoren advocaten moeten meenemen, zoals machtsongelijkheid en risico’s voor mensenrechten. In de Advocatenwet staat dat de advocaat partijdig is voor de gerechtvaardigde belangen van de cliënt. Maar wat is in een concreet geval dan een gerechtvaardigd belang? Daar hebben we het over tijdens werkgroepen. Dat vinden studenten interessant.” Advocaten waarschuwen ook dat je de advocaat niet moet vereenzelvigen met zijn cliënt. “Iedereen heeft recht op een advocaat. Punt. Het gaat er ook niet zozeer om dat je bepaalde cliënten niet mag bijstaan, het gaat erover of er grenzen zijn aan wat je voor ze doet. Al kan een individuele advocaat zichzelf natuurlijk soms wel de vraag stellen: moet ík de persoon zijn die een bepaalde cliënt bijstaat?” In uw oratie plaatst u vraagtekens bij het geweten als inspiratiebron voor juristen. Waarom kan de persoonlijke moraal niet de leidraad zijn van juristen? “Omdat het geweten een hoogstpersoonlijke aangelegenheid is die zich lastig laat evalueren of bediscussiëren in een publieke setting. Dit is problematisch voor juristen, omdat hun beslissingen vaak gepaard gaan met publieke machtsuitoefening. Denk aan overheidsjuristen die toeslagen terugvorderen. Ook speelt het risico van willekeur, van rechtsongelijkheid en rechtsonzekerVan Domselaar heeft dan ook veel contact met praktijkjuristen. “Ik blijf gefascineerd door hoe juristen in hun alledaagse praktijk lastige keuzes maken en heb daar, als academicus, veel respect voor.” Zo spreken Van Domselaar en haar collega’s als ‘kritische vrienden’ geregeld met gemeentejuristen over dilemma’s in het beroep. “Gemeentejuristen moeten op super concreet niveau onder hoge tijdsdruk steeds weer kiezen hoe zij zich verhouden tot het recht, tot de burger en tot hun organisatie. De gemeente wil vaak burgergerichter werken, en de vraag is wat dat precies betekent, ook voor de werkprocessen. Het is een geschenk dat je als wetenschapper daarover met praktijkjuristen een onbevangen gesprek kunt voeren. Ik kan denkkaders aanbieden waarmee zij kunnen reflecteren op de vragen waarmee ze bezig zijn. We nodigen in onze vakken trouwens ook veel praktijkjuristen uit. Bij het mastervak Advocatuur en Beroepsethiek hebben we iedere week een advocaat als gastspreker.” GROOTSCHALIG ONRECHT In de rechtspraktijk is tegenwoordig veel meer aandacht voor ethische vraagstukken dan twintig jaar geleden, constateert Van Domselaar. “Aandacht voor beroepsethiek is vaak een reactie op grootschalig onrecht of grootschalige misstanden”, licht ze toe. “Een van de lessen van de Toeslagenaffaire is dat juristen meer oog hebben voor de positie van concrete burgers.” De hoogleraar denkt ook dat de rechtswetenschap bij zichzelf te rade moet gaan. “Ik ben er niet zeker van of de rechtswetenschap de rechtsvragen die voor burgers relevant zijn wel voldoende adresseert. Leerstoelen zoals sociaal zekerheidsrecht, sociaal recht en familierecht die evident cruciaal zijn voor burgers, zijn er in ieder geval niet veel meer.” Van Domselaar pleit dus voor een burgergerichte beroepsethiek én een burgergerichte rechtswetenschap. • interview “AANDACHT VOOR BEROEPSETHIEK IS DIKWIJLS EEN REACTIE OP GROOTSCHALIG ONRECHT”
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=