Mr.
Mr. 6 2018 / 29 dering niet overdraagbaar, dan heb je activa waarmee je ei- genlijk niks kunt doen – je moet wachten tot het geld bin- nenkomt. De regeling die wordt voorgesteld is zeer bruikbaar voor de praktijk, want die leidt tot een grotere inzetbaarheid van zakelijke vor- deringen voor financieringsdoeleinden.” Oog hebben voor de noden van de praktijk, dat is ook inclusief denken. Dat deed de wet- gever weer niet bij de modernisering van het bewijsrecht. “Er worden dingen bedacht die vervolgens in de advocatuur worden ge- plempt. Die moet aan frontloading gaan doen. Vóórdat je aan een procedure begint, moet je de zaak bewijsrechtelijk van voor tot ach- ter rond hebben, later krijg je die kans niet meer. Een ver- zwaarde substantiëringsplicht. Daar word ik droevig van. Dat is te veel geschreven voor (en door)rechters, want frontloading is mooi voor de rechtspraak, het verkort de doorlooptijden. Mijn verwachting is dat de tijd die met procederen is gemoeid voor cliënten veel langer gaat wor- den, omdat het bewijs maanden van tevoren moet zijn ver- zameld. Hier wordt te weinig rekening gehouden met de praktijk. Dit is wel heel erg streng voor de advocatuur, je voelt je gekneveld.” Die strengheid en gebrek aan inclusiviteit voelde Van Mierlo ook lange tijd als voorzitter van de Geschillencom- missie Zorgverzekeringswet. Mensen die hun zorgpremie niet kunnen of willen betalen worden na zes maanden achterstand – het gaat dan om ongeveer 600 euro – aange- meld bij Zorginstituut Nederland. Ze blijven dan wel ver- zekerd, maar betalen ongeveer dezelfde premie plus een maandelijkse opslag van zo’n 30 euro aan het Nederlands Zorginstituut. De achterstand van 600 euro blijft bestaan. “Anders dan je zou denken, wordt met die 30 euro niet de schuld niet afgelost, maar wordt het Zorginstituut in stand gehouden. De verzekeraar stuurt deurwaarders, er komen proceskosten bovenop, en uiteindelijk moeten die mensen niet 600 euro maar het veelvoudige betalen. Dat gaat me aan het hart. Er is nu wel een kentering zicht- baar, maar ook hier had een regiebureau niet misstaan.” COOLSINGEL Dan is er altijd nog het voetbal, waar Van Mierlo deze zor- gen kan vergeten en waarvoor je hem ’s nachts wakker kunt maken. Sinds 1964 komt hij in het stadion – “met een hoofdletter S”. Op zijn telefoon laat hij een foto zien van zijn jongste zoon, zeven jaar, in een Feyenoordshirt. Op zijn kamer een foto, genomen op de Coolsingel, bij de hul- diging van de landskampioen – zelf stond Van Mierlo er niet tussen, te veel lawaai, bier en rook. In de hoek het in- gelijste kampioensshirt, op een standaard, altijd te be- wonderen als hij over zijn computer heen kijkt. lijkheid voorop, er wordt geprocedeerd achter gesloten deu- ren. “Arbitrage kies je vanwege de neutraliteit van het forum. Een Nederlands bedrijf wil niet bij een Londens court, een Brits bedrijf wil niet voor het NCC, dan kiezen ze voor arbitrage. Een arbi- traal vonnis kan in ongeveer 150 landen ten uitvoer worden gelegd, bij het NCC is dat al- leen in de landen van de Europese Unie. Op papier is het NCC een concurrent van arbi- trage, maar in de praktijk moet ik het nog zien gebeuren. Brexit kan een kans zijn voor het NCC: na Brexit zal een Engels vonnis hier minder makkelijk ten uitvoer kunnen worden gelegd, dat maakt een NCC aantrek- kelijker. Zelf lijkt mij arbitrage nog altijd aantrekkelijker. Toch zeg ik: give it a try .” NODEN VAN DE PRAKTIJK Hoopvoller is Van Mierlo gestemd over enkele wetgevings- initiatieven, zoals de vernieuwing van het beslagrecht. Het huidige, uit 1838, is op sommige punten onwerkbaar ge- worden. Sowieso wordt Van Mierlo blij van wetgeving die oog heeft voor de noden van de praktijk. “Neem de consul- tatiewet die een einde wil maken aan thans in het zakelijke rechtsverkeer tamelijk gangbare bedingen die overdracht of verpanding van handelsvorderingen uitsluiten. Is een vor- SURPRISE PARTY VOOR PROFESSOR FEYENOORD Het is 31 juli 2017 als mevrouw Van Mierlo een surprise party heeft georganiseerd voor de zestigste verjaardag van haar man. De bedrijfsjurist van Feyenoord no- digt hem in De Kuip uit om te praten over een zaak. Gebeurt vaker: zowel NautaDutilh als Toon van Mier- lo doet regelmatig zaken voor Feyenoord. Met enige tegenzin gaat Van Mierlo – hij heeft er een zware collegedag opzitten en de zaak dient pas over zes weken. Waarom nu al dat voorbereidend ge- sprek? In plaats van in de kamer van de bedrijfsjurist voor de bespreking, belandt Van Mierlo in het restau- rant van De Kuip, waar honderd gasten er een feestje van maken. Daar krijgt Van Mierlo een Feyenoordshirt met de handtekeningen van de complete selectie die net landskampioen was geworden. “Ik was als een kind geroerd”, zegt hij. Onder de lijst waar het shirt in zit, en dat nu op een standaard op zijn werkkamer bij NautaDutilh staat, staat een koperen plaatje: ‘Ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van mr. Toon ‘professor Feyenoord’ van Mierlo.’ “HET NCC IS OP PAPIER EEN CONCURRENT VAN ARBITRAGE, IN DE PRAKTIJK MOET IK DAT NOG ZIEN” INTERVIEW
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=