Mr.

Mr. 1 2018 / 29 “KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE MAG ER NIET TOE LEIDEN DAT WE STOPPEN MET DENKEN” INTERVIEW daar maanden op moeten wachten. Maar dat staat experi- menten op het gebied van het vernieuwen van de rechts- pleging niet in de weg. Ik vind dat we in alle nuchterheid over mogelijkheden moeten praten. Sommige familie- rechtadvocaten zeggen last te hebben van de gedragsregel die hen verbiedt op te treden voor twee partijen. Sommige rechters geloven dat ze veel zaken allang hadden opge- lost, als er geen advocaten bij waren geweest. Laat nou zien wat wel of niet werkt. Ik hoop dat zowel cliënten als advocaten zich sterker gaan realiseren dat verschillen in rolbenaderingen ertoe doen.” OVERFACTURERING Cliënten hebben ook een eigen verantwoordelijkheid, be- nadrukt De Wolff. Zij vindt het “onbegrijpelijk” dat cliën- ten van tevoren niet preciezer willen vastleggen wat een procedure hun gaat kosten en wat het kan opleveren. “Ad- vocaten verschuilen zich nog te makkelijk achter onzeker- heid over de kosten en kansen van een traject. De ge- dragsregels schieten daarin ook te kort, cliënten zijn niet goed beschermd tegen overfacturering. Als ik een aanne- mer inhuur, vraag ik een offerte. Als er meerwerk is, wordt dat besproken. Aanneming van werk is natuurlijk wat anders dan advisering, maar toch mag je ook van een advocaat verwachten dat hij een reële inschatting kan maken van wat een procedure gaat kosten, inclusief een eventueel hoger beroep. Dat gebeurt nu nog te weinig. Er wordt een uurtarief genoemd, maar uiteindelijk heeft een cliënt te maken met een hoop onzekerheid, over de verschillende stappen, de duur en de uitkomst van een procedure, maar ook over de kosten van alternatieven, zoals mediation. Cliënten mogen best wat mondiger worden. Dat zijn ze wel bij het kopen van een auto. Ik maak geen vrienden met de vergelijking tussen een advo- caat en een autoverkoper, maar met beiden kun je onderhandelen en duidelijke afspra- ken maken.” Daarnaast vindt De Wolff dat nog eens geke- ken moet worden naar alternatieve vormen van beloning, zoals no cure no pay . Experimen- ten met dergelijke constructies beperken zich nu nog tot de letselschadepraktijk. De Wolff vindt dat te beperkt. Ze verwijst naar de zaak tegen De Haan Advocaten uit Gro- ningen, waarin de raad van discipline be- paalde dat het kantoor in strijd met de verordening had gehandeld en de kernwaarde onafhankelijkheid uit het oog was verloren. De Haan treedt op voor burgers in het aardbevingsgebied van Groningen. 3800 mensen hebben zich bij het kantoor gemeld. Ze betaalden elk 100 euro met de afspraak dat het kantoor 5 procent zou krijgen van de eventuele schadevergoeding. “Ik kan mij goed voorstel- len dat deze prijsafspraak aantrekkelijk is voor die men- sen”, zegt De Wolff, “en dat hun toegang tot het recht is vergemakkelijkt. Natuurlijk zie ik ook de bezwaren. De zaak is nu in hoger beroep, dus we moeten het maar af- wachten, maar los van deze zaak vind ik dat we als balie de plicht hebben om ons te bekommeren over de toegang tot het recht en creatief moeten zijn in het bedenken van alternatieven om die toegang te bevorderen. Third party liti- gation bijvoorbeeld mag wel. In die constructie neemt een derde partij jouw rechtsclaim helemaal over en rekent daarvoor bijvoorbeeld 20 procent van de uiteindelijke op- brengst. Dat noemen we de vrije markt en dat moet alle- maal kunnen. Maar third party litigation is alleen inte- ressant voor grote zaken. Kleine vorderingen van particulieren passen niet in dat verdienmodel. Natuurlijk moeten we alert zijn op de uitwassen van no cure no pay en er zou goed toezicht op moeten zijn, maar ik vind het een Pavlov-reactie om te roepen ‘de onafhankelijkheid is in het geding’. Bij het systeem van uurtje-factuurtje kun je je ook afvragen hoe onafhankelijk de advocaat is. Min- der conservatisme zou de balie sieren.” APOCALYPTISCH Zorgen maakt De Wolff zich vooral over kunstmatige in- telligentie en de gevolgen die vergaande automatisering heeft voor de privacybescherming. “Alles van iedereen wordt opgeslagen. Door grote commerciële spelers, maar ook door de overheid. Als ik bijvoorbeeld de columns van Maxim Februari lees, denk ik: het is bijna apocalyptisch als je beseft hoeveel persoonsgegevens aan elkaar worden gekoppeld, bewerkt en opgeslagen. En hoe uiteindelijk ingrijpende beslissingen op basis van big data worden ge- nomen, zonder dat we ons wezenlijke vragen stellen: wie verzamelt al die data en trekt daarvan profijt, wie bepaalt de werking van die algoritmen, wie snapt ze nog? Big data zullen steeds meer uitvoe- ringsbeslissingen en rechterlijke beslissin- gen sturen en daardoor zal onze rol als jurist veranderen. Kunstmatige intelligentie heeft grote voordelen, legt verbanden die je zelf niet zo snel zou leggen en ontsluit een schat aan informatie. Rechtzoekenden kunnen ook zelf sneller en goedkoper aan goede in- formatie komen. Maar ik ben bang voor de reflex dat automatisch gegenereerde infor- matie als de waarheid wordt gezien. Dat we niet meer na- denken of het rechtvaardig is wat systemen bepalen. En dat is precies de taak van juristen, wat mij betreft: met kennis van het recht, maar ook met praktische wijsheid en creativiteit naar rechtvaardige oplossingen blijven streven. Kunstmatige intelligentie mag er niet toe leiden dat we stoppen met denken.”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=