Mr.

22 / Mr. 4 2018 Snel op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in het recht? Ook daarvoor kunt u in Mr. terecht. In de rubriek Snelrecht belichten vooraanstaande juristen periodiek de ontwikkelingen op hun rechtsgebied. FISCAAL RECHT INZAGE IN BELASTINGSTUKKEN: TWEE GESCHEIDEN WERELDEN D eze bijdrage schrijf ik de dag nadat in de Tweede Kamer uitgebreid is gediscussieerd over de vraag of bepaalde stuk- ken over de dividendbelasting bekend hadden moeten worden gemaakt. Het gaat ommemo’s, adviezen en praatstuk- ken die de achtergrond vormen van het voorstel om de dividend- belasting‘af te schaffen’, een ingreep die 1,4 miljard euro kost. De afloop van het debat is bekend. De minister-president en de voormalige staatssecretaris van Financiën hebben het overleefd: ee n‘halfslachtig mea culpa’ w as voldoende. Volledige transpa- rantie en openheid bleken niet nodig om het vege lijf te redden. Het imago van en het vertrouwen in de politiek hebben welis- waar een deuk opgelopen, maar daar blijft het bij voor de verant- woordelijken. Welkom in de wondere wereld van de politiek. Hoe anders is de wereld van belastingadviseurs, advocaten, notarissen, et cetera. Op grond van een voorstel van de Europese Commissie m oeten deze intermediaries vanaf midden 2020 – maar met terugwerkende kracht (!) – specifieke grensoverschrij- dende belastingconstructies melden aan de fiscus. De verplicht te melden adviezen moeten het bereiken van een belastingbespa- ring in het vooruitzicht stellen ( main benefit test ). Tevens moeten deze adviezen voldoen aan bepaalde suspecte kenmerken ( hall- marks ). Een daarvan is bijvoorbeeld dat‘de belastingtruc’ door de cliënt niet mag worden gedeeld met anderen. De meldingsplicht geldt voor eenieder die een agressieve belastingconstructie‘be- denkt, aanbiedt of promoot’. Melding is verplicht, op straffe van een‘afschrikwekkende’ boete. Uiteraard is een formatiememo niet hetzelfde als een belas- tingbesparend belastingadvies, ook al kunnen beide de Staat miljarden kosten. En een kabinetsonderhandelaar is geen ‘intermediary’, ook al promoot hij even- goed belastingverlaging voor bepaalde multinationals. En natuurlijk is ge- heimhouding in de context van het for- matieproces van een andere orde dan ge- heimhouding van een slimme belasting- truc, al zijn van beide kwesties de wegen soms ondoorgrondelijk. Toch lijkt het ergens ook wel weer op elkaar. Was het dan werkelijk zo bezwaarlijk geweest om de uiteindelijk vrij- gegeven formatiestukken binnen dertig dagen (nadat daarom was gevraagd) openbaar te maken? Wat nu resteert, is het beeld van twee ondoorzichtige werelden, elk met hun eigen regels en een steeds groter wordend gat daartussen. Koos Boer is hoogleraar algemeen belastingrecht aan de Univer- siteit Leiden en eigenaar van Lubbers & Boer B.V. STAATSRECHT ZIJN BLANCO STEMMERS TEGENSTEMMERS? B ij het referendum over de Wet op de inlichtingen- en vei- ligheidsdiensten (Wiv) gebeurde wat de Kiesraad vreesde. 49 procent tegen, 46 procent voor, 5 procent blanco. Er waren wel meer mensen tégen geweest dan vóór, maar van een echte, absolute meerderheid van de-helft-plus-één was geen sprake. Wat heeft dan te gelden als ‘een raadgevende uitspraak tot afwijzing’ in de zin van artikel 11 van de Wet raadgevend re- ferendum? De Kiesraad had de wetgever al eerder op dit pro- bleem gewezen. Die snurkte toen echter rustig door, zodat het kiesrecht faalde in waar het voor op aarde is: voorkomen dat de procedure inzet wordt van de discussie. Gelukkig had de Kiesraad zich al wel voorgenomen hoe zij de wet zouden gaan uitleggen: de relatieve meerderheid is beslis- send; blanco stemmen tellen niet mee. Daardoor waren ze er snel bij, toen Kamerlid Verhoeven (D66) daags na het referendum wakker schrok en zich afvroeg of een relatieve meerder- heid hier wel tot een afwijzende uit- spraak kon leiden. Dat was precies de vraag die de Kiesraad al eerder aan het parlement gesteld had, maar die nu niet meer geloofwaardig door parlementari- ërs kon worden beantwoord. Toch blijft de vraag: hoe logisch is het eigenlijk om kiezers te negeren die wel de moeite hebben genomen om te gaan stem- men, maar zich niet bekwaam achten tot het vellen van een in- houdelijk oordeel? Feitelijk worden ze nu alsnog opgeteld bij de tegenstemmers, terwijl ze dat wellicht nu juist niet wilden. Bij een correctief referendum is een absolute meerderheid eigenlijk veel logischer. Een dappere wetenschapper probeerde de kwestie nog voor te leggen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Maar die liet hem vol in het mes van de belanghebbend- heid lope n (ECLI:NL:RVS:2018:1376). Als wetenschapper mag hij dan verbonden zijn aan een universiteit en zijn feitelijke werkzaamheden maken hem wel deskundig, maar een echte stichting had hij niet. En als gewone kiezer onderscheidde hij zich niet van alle anderen. Zijn passie voor het onderwerp vol- deed bovendien niet aan het objectiviteitsvereiste. In de Zwar- te-Pietenzaak had de Afdeling aan vergelijkbare problemen nog een pofmouw gepast, maar daar hadden ze hier helaas geen zin in. De kwestie zal dus onbeslecht geschiedenis worden. Geerten Boogaard is universitair docent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=