Mr.

Mr. 3 2018 / 27 “ONDERMIJNING IN DE VORM VAN BEDREIGINGEN, DAAR MOET HARD TEGEN WORDEN OPGETREDEN” INTERVIEW van alles te ritselen. Commissaris van de Koning en oud- minister Johan Remkes wil om die reden dat alle gemeen- teraadsleden een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) over- leggen. Dat vind ik veel te drastisch. Er is weinig bewijs dat criminelen echt in de raad zitten. Dat is ook niet lo- gisch. Je denkt toch niet dat een of ander lid van een cri- minele bende zelf in een middelgrote gemeenteraad gaat zitten? Die kijkt wel lekker uit. Als hij al invloed wil, loopt dat via stromannen. Daar gaat een VOG niets aan verhelpen. Door op een keuring van raadsleden door an- deren dan de kiezer te hameren, maak je de gemeente- raad in de ogen van het publiek alleen maar verdacht.” “Als het om ondermijning gaat, hebben we het vooral over drugscriminaliteit”, gaat Voermans verder. “We hebben in Nederland zo’n 8900 gemeenteraadsleden. Hoeveel van die raadsleden zijn in de afgelopen vier jaar voor een drugsgerelateerd delict in de gemeenteraad ver- oordeeld? Eentje, in Wassenaar, voor het telen van wiet. Komt corruptie voor in de gemeenteraad? Zeker. Maar die zaken zijn bijna allemaal vastgoedgerelateerd. Ik ben niet naïef, vastgoed en witwassen hebben nogal eens met elkaar te maken, maar dat er iemand in de gemeen- teraad zit om namens een criminele organisatie van bin- nenuit het systeem te ontwrichten, lijkt vooralsnog wei- nig voor te komen.” “Ondermijning in de vorm van bedreigingen is wel een groot probleem. Burgemeesters, wethouders en raadsle- den worden op betrekkelijk grote schaal bedreigd. Daar moeten we hard tegen optreden. Zorg dat het bestuur zich kan wapenen tegen dit soort strapatsen. Stuur de po- litie erop af. Dat is wat Paul Depla, de burgemeester van Breda, ook zegt. We hebben politiemacht nodig. Geen aanpassing van het bestuurlijke systeem.” SOCIALISATIEPROCES Wat Voermans wel graag zou willen aanpassen, is de academische rechtenopleiding. Volgens de hoogleraar is het onderwijs nu te eenzijdig gericht op vaardigheden voor de rechtspraktijk, het zogeheten civiel effect. “De rechtsweten- schap concentreert nog steeds op het gedrag van een centrale rechtsactor: de rechter”, legt Voermans uit. “Terwijl slechts twee, drie procent van de rechtsvorming via rech- terlijke uitspraken verloopt en meer dan ne- gentig procent via wetgeving. Maar daaraan besteden we in de opleiding nog nauwelijks aandacht. Juristen wordt vooral geleerd om andere juristen te begrijpen en hun gedrag te voorspel- len. De hele opleiding is een soort juridisch socialisatie- proces, zoals rechtssocioloog Freek Bruinsma dat ooit heeft genoemd. In de hele opleiding zijn juristen vooral bezig met andere juristen.” Dat moet veranderen. “En het is ook aan het verande- ren”, merkt Voermans. “Met het oog op de snel verande- rende rechtspraktijk is er meer behoefte aan breed opge- leide academici die zelfstandig onderzoek kunnen doen, data-analyses kunnen uitvoeren en de kracht van verha- len durven te gebruiken. Dat vind ik een positieve ont- wikkeling.” Zelf is Voermans dol op verhalen. Hij schrijft ze en is mo- menteel bezig met een boek over ‘het Verhaal van de Grondwet’. “De mens is neurobiologisch slechts in staat ommaximaal 150 mensen te vertrouwen, daarmee stabie- le sociale relaties te onderhouden en samen te werken”, legt de hoogleraar uit. “Dat getal van 150 heet het Dunbar number. Willen we vreedzaam samenleven en samenwer- ken in een groter verband – en dat is heel verstandig – dan hebben we meer nodig, namelijk verhalen die onze rol in de groep bevestigen. Via verhalen kunnen wij als mensen letterlijk in het hoofd van iemand anders kruipen en hem geruststellen, vertrouwen wekken en mobiliseren. Een verhaal over religie bijvoorbeeld, of over een koning. Het recht is ook zo’n verhaal. Mensen herkennen zich in de abstracties en instituties van het recht, zoals het con- tract, de goede trouw of het begrip rechtvaardigheid. Dat schept vertrouwen. De Grondwet is een metaverhaal, om- dat ze niet alleen de relaties tussen individuen regelt, maar ook de verhoudingen van een grote groep. Het gaat daarbij om vertrouwen en erkenning. Het leven van men- sen wordt eigenlijk maar bepaald door één vraag: wat is mijn relatieve positie in de groep? Wie ben ik in het grote- re geheel? Dat zijn de vragen die wij allemaal stellen. Niet voor niets zijn die smartphones zo verslavend. De hele dag zijn we bezig ons te verhouden tot anderen. Grond- wetten geven antwoorden op die basisnoden van vertrou- wen en erkenning. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat 95 procent van de landen in de wereld een grondwet heeft of iets wat daarop lijkt. Grondwetten zijn dragers van overtuigende verhalen. Ze gaan bijna altijd over ‘wij’. Ze benoemen wie ‘wij’ zijn, hoe we ons organiseren, hoe we ons tot elkaar moeten verhouden. Dat wij bijvoorbeeld al- lemaal vrije individuen zijn. Dat zijn we niet, maar door dat goede verhaal ervaren we dat wel als zodanig.” Om te vervolgen: “ In de gemeentepolitiek speelt in wezen hetzelfde. Ook daarin wordt een ‘wij’ geformuleerd. Dat wij is geen ob- jectief instituut of bestuurlijk instrument waarop je kunt sturen, maar een intersubjectief gegeven dat we onderling erkennen. De wij van Zundert, wij van Amsterdam, de wij van Nederland, en de bijna-wij van Europa. Die erkenning, dat verhaal, daar gaat het om.”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=