Mr.

Mr. 3 2018 / 53 bereiken kosten kennelijk zoveel tijd, dat er weinig ruimte is voor innovatie”, zegt Pors. “ Common law zit nog steeds niet standaard in het programma.” Hij volgde destijds een keuzevak En- gels recht bij Huub Wil- lems, de latere voorzitter van de Ondernemingska- mer. De Leeuw vulde het hi- aat op door twee keer een periode in het buitenland te studeren. BEDRIJFSGEHEIMEN De verlening van octrooi bij het octrooibureau is in handen van de octrooigemach- tigden, tot wie uitvinders zich wenden. De handhaving ligt bij advocaten. “Bij inbreukzaken hoort ook de vraag: is het wel een uitvinding?”, zegt Pors. “Ontstaat er een conflict, dan ga je terug naar die vraag. Want alleen bij een uitvinding is er recht op bescherming en kan sprake zijn van inbreuk. Een voorbeeld: een Amerikaanse oc- trooihouder procedeerde tegen de Europese Centrale Bank, in negen Europese landen. Zijn stelling was dat hij octrooi had op de beveiligingstechniek die wordt toe- gepast in de eurobiljetten. Uiteindelijk luidde het oor- deel dat het octrooi niet geldig was, omdat er geen spra- ke was van een uitvinding. Had die Amerikaan gelijk gekregen, dan hadden de gevolgen ingrijpend kunnen zijn. Dan was de verspreiding van eurobiljetten mis- schien onmogelijk geworden.” Behalve met octrooi houden Pors en De Leeuw zich bezig met de bescherming van bedrijfsgeheimen. “Voor uitvin- dingen ligt de basis van de bescherming vaak in het oc- trooi, waarin staat wat die uitvinding precies is”, legt De Leeuw uit. “Maar je kunt bepaalde aspecten geheim hou- den. Een klassiek voorbeeld van een bedrijfsgeheim: het Coca-Cola-recept.” Pors vult aan: “Op het moment dat er een octrooi ligt, wil dat niet zeggen dat de uitvinding he- lemaal uitontwikkeld is. Die verdere ontwikkeling, die op zichzelf niet inventief hoeft te zijn, kan als bedrijfsge- heim beschermd worden. Octrooi en bedrijfsgeheim ho- ren bij elkaar.” Binnenkort zal de wetgeving worden aangepast aan een nieuwe Europese richtlijn om bedrijfsgeheimen beter te beschermen. Pors is daarbij als expert betrokken. Rechters anticiperen al op die aanpassing. De Leeuw: “In een procedure die wij nu bij de Hoge Raad voeren, is de advocaat-generaal onlangs in de conclusie op de nieuwe wet vooruitgelopen.” IE. Dat beviel goed, en mijn technische achtergrond kwam uitstekend van pas. Zo ben ik steeds verder het octrooirecht ingerold. Naast octrooirecht doe ik ook merkenrecht, dus soft IP. Waarom soft? Het is minder technisch. Techneuten vinden dat soft, dat zal het wel zijn.” De octrooirechtpraktijk is internationaal van aard. De meeste octrooizaken spelen in meerdere landen tegelijk. De aanvraagprocedure is gecentraliseerd bij het Europees Octrooibureau, maar over inbreuken wordt per land ge- procedeerd. Pors: “Een paar collega’s en ik wilden onze internationale praktijk beter inbedden. Wat ons voor ogen stond, bestond op dat moment niet in Nederland. Vandaar dat wij in 2001 een Nederlandse vestiging van Bird & Bird hebben opgericht. In Nederland zijn we een fullservicekantoor. We bieden ook andere rechtsgebie- den, zoals ondernemingsrecht, en we hebben notarissen en fiscalisten. Maar internationaal zit een derde van onze advocaten in het intellectueel eigendom.” Brinkhof, waar De Leeuw werkt, is een nichekantoor. “We zijn gespecialiseerd in IE en wat daarbij hoort, dus mededinging, IT-contracten, privacy, telecommunicatie en soft IP, maar de nadruk ligt op octrooirecht.” Over internationaal gesproken: Pors en De Leeuw vinden allebei de rechtenstudie lang niet internationaal ge- noeg. “De vakken die nodig zijn om het civiel effect te

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=