Mr.
24 / Mr. 2 2018 WIE IS GIJS MAKKINK? Gijs Makkink (1965) is voorzitter van de Onderne- mingskamer (OK) van het gerechtshof Amsterdam. Hij groeide op in Arnhem, studeerde in Groningen en werd daarna advocaat bij Ekelmans & Meijer waar hij aanvankelijk veel huur- en kooprecht deed. Later specialiseerde hij zich in de cassatiepraktijk. Na veertien jaar stapte Makkink over naar de handels- kamer van het gerechtshof in Amsterdam. In 2015 volgde hij Peter Ingelse op als voorzitter van de OK. Makkink is getrouwd en heeft twee kinderen. “HET WERK VAN EEN RECHTER WORDT VEEL LEUKER ALS HET WERK VAN ADVOCATEN VAN HOGE KWALITEIT IS” INTERVIEW B ijna drie jaar is Gijs Makkink nu voorzitter van de Ondernemingskamer (OK). Volgens juristen uit zijn professionele omgeving kent hij zijn stukken ‘extreem goed’, heeft hij ‘een goed gevoel voor humor’ en blijft hij wat dichter bij de wet dan zijn voorgangers ‘zonder schools te zijn’. Op zijn werkkamer in het moderne gerechtshof met een fantastisch uitzicht over het IJ, wijdt hij zonder schroom uit over het belang van de OK voor de Nederlandse economie. Hij spreekt als een specht, gearticuleerd, snel en bijna staccato. “Rechtspreken is eigen- lijk niet zo’n heel karaktervormende bezig- heid”, relativeert hij zijn eigen positie. “Een rechter oordeelt altijd over anderen, altijd achteraf en altijd in een situatie waarin er iets niet goed is gegaan. Als je dat te lang doet, kun je gaan denken dat je zelf nooit in zo’n situatie terecht zou zijn gekomen. Dat je verstandiger bent dan iemand anders. Dat is de grootste valkuil voor een rechter. Dat jij iets vindt en dat je denkt dat andere mensen daarop zitten te wachten. Dat is niet zo. Het enige wat wij moeten doen is in speci- fieke zaken de feiten boven tafel krijgen en het individu- ele geval proberen te begrijpen. Wij zijn niet bezig met big data , maar met small data . Ik heb geen mening over van alles en nog wat. Ik wil alleen weten wat er aan de hand is. Nieuwsgierigheid en onbevangenheid, dat is de pro- fessionele attitude die een rechter moet hebben.” NATUURKUNDE Zijn vader was ingenieur, zijn moeder zorgde thuis voor het gezin. Twee jongens, een meisje, Gijs was de jongste. Hij doorliep het gymnasium, zat in een debatclub, omdat hij van redeneren hield – en houdt − en koos voor de stu- die rechten in Groningen, hoewel hij vooral van natuur- kunde hield. “Juristen merken uit ijdelheid vaak op dat ze te dom waren om natuurkunde te studeren”, relativeert hij opnieuw zijn eigen ambitie. “Dat geldt ook voor mij. Maar rechten was geen negatieve studiekeuze. Niet dat ik me daar een arbeidsperspectief bij voorstelde, ik ging ge- woon studeren. Dat kan tegenwoordig niet meer. Op de middelbare school moet je je al onderscheiden. Dat speel- de voor mij helemaal niet.” Na zijn studie vervulde Makkink zijn militaire dienst- plicht als ombudsman voor de Algemene Vereniging van Nederlandse Militairen (AVNM). Toeval, zegt hij zelf. “Ik had geen zin in militaire dienst, maar was ook niet prin- cipieel genoeg om te weigeren. Het is flauw om te doen alsof je een principe hebt als dat niet zo is. Maar toen ik hoorde dat er bij de AVNM een vacature vrijkwam, was dat wel een mooie gelegenheid.” Aansluitend werd Makkink advocaat in Den Haag bij het kantoor van Ekelmans & Meijer. Veertien jaar later stap- te hij over naar de rechterlijke macht. “Ik denk dat de rechterlijke macht beter bij me past”, oordeelt hij zelf. “Het commerciële aspect van de advocatuur spreekt mij niet zo aan en zelfs het partijdige vind ik eigenlijk geen prettige positie. Hoe leuk ik debatteren en redeneren ook vind, het is fijner je eigen standpunt te kunnen bepa- len dan dat je standpunt wordt bepaald door het belang van de partij voor wie je optreedt. Een goede advocaat is heel proac- tief, die wil regie houden en bepalen wat er gebeurt in een geschil. Een goede advocaat wil aan zet zijn en aan zet blijven. Mijn aard is reactiever. In de advocatuur kon ik daaraan enigszins tegemoetkomen door in de cassatie- praktijk te werken, waarin de cliënt al meer op afstand staat. Als rechter ben ik echt vrij.” U zegt dat het commerciële aspect van de advocatuur u niet zo aan- sprak. Bij de OK gaat het altijd over geld. Hoe vindt u dat? “Wat ik prettig vind aan dit werk is dat er zelden iemand echt heel zielig is. In het stafrecht, maar ook in het fa- milierecht kom je als rechter toch veel mensen tegen die het niet rooien in de maatschappij of zich in tragische omstandigheden bevinden. Dat lijkt mij persoonlijk moeilijk. Dat ik bij de OK ben terechtgekomen, is overi- gens toeval, ik begon bij de handelskamer van het hof. Wat ik leuk vind aan de Ondernemingskamer is het team en de betrokkenheid. Van de administratieve krachten tot de rechters tot de tijdelijke bestuurders die wij kunnen benoemen, iedereen vindt het echt be- langrijk dat dingen goed lopen. Dat geldt ook voor de advocaten die bij ons komen. Het werk van een rechter wordt veel leuker als het werk van advocaten van hoge kwaliteit is. En de gemiddelde kwaliteit van de advoca- tuur bij de OK is hoog, ook in vergelijking met reguliere handelszaken.”
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=