Mr.

Mr. 2 2018 / 29 REAGEER VIA INFO@MR-MAGAZINE.NL MAAR PROFESSOR, WAT DOET U NOU? E en universitaire faculteit heeft wel wat weg van een Bra- bants dorp uit 1860. Het is een standenmaatschappij met een opperhoofd voorzien van fraaie titels. Op gezet- te tijden zijn er folkloristische bijeenkomsten met mooie pakjes en uniformen. Men grossiert in quasi-religieuze rites de passage en er zijn veel traditionele vormen van volksvermaak, zoals de goede gewoonte om te mopperen op de mensa – ook al is het eten daar eigenlijk best te nassen. Sociologisch interessant is dat er ook in zo’n universitaire dorpsgemeenschap mythen en sagen zijn die van generatie op generatie worden overgeleverd. Soms is dat hinderlijk. Over mijn vak Inleiding tot de rechtsweten- schap vertellen studenten elkaar vóór het tentamen dat ‘ze’ de jurisprudentie ‘niet belangrijk vinden’ en dat het ‘veel is maar niet moeilijk’. Na het tentamen volgt steevast de traditional dat ‘dit veel lastiger was dan het oefententamen’. Soms zijn de sprookjes juist vermakelijk. Over mijn kleurrijke collega H. deed toen ik nog studeerde de volgende mare de ron- de. Een studente heeft een mondeling op H.’s kamer. Terwijl zij zich met veel zenuwen door een casus heen worstelt, kruipt H. plots onder zijn bureau. Op haar verbijsterde “Maar professor, wat doet u nou?”antwoordt H.: “Ik verlaag mij even tot úw ni- veau!” Dit verhaal is niet waar natuurlijk. Studenten spreken hun hoogleraren niet aan met professor. Bovendien: inmiddels heb ik precies hetzelfde het verhaal horen vertellen over collega K. en na diens emeritaat over collega B. De hardnekkigheid van deze mythe zegt vooral iets over de collectieve huiver voor mon- delinge tentamens. Onlangs nam ik weer eens een dagje mondelin- gen af. Ik probeer de stikzenuwachtige tentami- nandi dan zo goed en zo kwaad als het kan wat gerust te stellen. Ik lijk geloof ik ook niet op die professor van dat bureau. Eerder lijd ik aan het tegendeel: ik vind het onaangenaam om onvol- doendes te geven. Nu doet gemiddeld een kwart van de tentaminandi het bij een mondeling zo slecht dat er over die onvoldoende geen twijfel mogelijk is. Ongeveer de helft doet het goed tot heel goed. Dat is leuk. Het probleem zit hem bij de kandidaten die rond de 5 ½ scoren. Bij de be- oordeling van een mondeling blijft er voor de exa- minator namelijk altijd enige beoordelingsruimte over. Die is wel te verkleinen. Wij tentamineren tegenwoordig met zijn tweeën, laten een opnameapparaat meedraaien, en scoren het geheel in matrices vol leerdoelen en competenties. Dat helpt, maar een redelijk waarderingsverschil van zo’n half punt blijft mogelijk. Dus wordt het soms een 7 ½ en soms een 7 en zo is het leven. Maar dan die kandidaten rond de 5 ½. Daar lopen wij alle antwoorden nog eens na, gaan optellen en aftrekken en herha- len die exercitie nog drie keer, en dan heb ik meestal geen zin om een onvoldoende te geven. Vaak doe ik het toch, zoals je je- zelf ook kunt opladen om een koud zwembad in te springen. Maar na een dagje mondelingen realiseer ik me onderweg naar huis altijd dat er een kandidaat was die eigenlijk geen voldoende had moeten krijgen. De meeste professionals zijn, denk ik, integer. Maar ook inte- gere beslissers zien met enige regelmaat een geval dat op het randje zit. Op zijn randje kan het dubbeltje twee kanten op val- len. En bij gebrek aan inhoudelijke criteria kunnen andere overwegingen een rol gaan spelen. Een kennis maakte als arts- assistent mee hoe de maatschapsspecialisten geregeld een mid- dagje overlegden of de uitgevoerde behandelingen redelijker- wijs niet net in een duurdere categorie gedeclareerd konden worden. Onderwijsinstellingen worden deels betaald per, door hen zelf afgeleverd, diploma. Universitaire bekostiging ver- loopt mede aan de hand van het door hen uitgereikte aantal doctorstitels. Rechtbanken krijgen een hogere vergoeding voor bepaalde door hen zelf als complex aangemerkte zaken. Tot mijn verbazing hoorde ik laatst op het nieuws dat de bekostiging van tbs financiële prikkels bevat om een lange behandelduur tegen te gaan. In onze mensa moet je zelf je lunch op een kassa aanslaan. Ik voel mij al mijn hele le- ven te goed om de kluit te belazeren. Soms doet de saladeweegschaal het niet. Als ik redelijker- wijs niet zo veel salade in mijn bakje heb, kies ik toch ‘salade klein’. Wij zijn allemaal integer. Ik wil maar zeggen: het is niet altijd een argument. COLUMN ROEL SCHUTGENS ROEL SCHUTGENS IS HOOGLERAAR ALGEMENE RECHTSWETENSCHAP AAN DE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=