Mr.
Mr. 8 2018 / 39 nen de jongere generatie heb je overigens mensen die zich wel en niet voor legal tech interesseren. Zolang iedereen maar op hoofdlijnen begrijpt wat de mogelijkheden zijn.” Cammel: “Cliënten vragen natuurlijk ook van jullie dat de dienstverlening consistent is. In hoeverre biedt dat ge- noeg ruimte voor innovatie?” Linnemann: “Legal tech is voor ons geen speeltje van het kantoor, maar heel duide- lijk gestart vanuit een vraag bij de cliënten zelf. Die vra- gen niet letterlijk naar legal tech, maar hebben wel de uitdaging ommet minder geld meer te doen. Inzet van technologie is daarbij onvermijdelijk. De geeky ‘techjon- geren’ hebben vaak niet voldoende inzicht in de dilem- ma’s waar de general counsel mee te maken hebben, dus er moet binnen kantoor een gezonde wisselwerking zijn.” Bakker: “Er zit zeker een beperking aan legal tech en cli- ënten zitten in sommige gevallen helemaal niet te wach- ten op een technische oplossing voor een simpel pro- bleem.” Orobio de Castro: “Consistentie van de dienstverlening is in belangrijke mate een kwestie van cultuur, die per advocatenkantoor behoorlijk kan ver- schillen. Cliënten zoeken een cultuur die bij ze past. Ook legal tech moet passen binnen die cultuur.” LASTIGE TRANSITIEFASE De angst voor ‘vendor lock-in’ is daarbij zeker aanwezig: wanneer een general counsel van de legaltech-diensten van een bepaald advocatenkantoor gebruikmaakt, hoe vrij is men dan nog in de kantoorkeuze? De beperkingen van legal tech en de angst voor een vendor lock-in zijn mogelijk redenen waarom legal tech in de juridische we- reld relatief langzaam op gang komt. Van der Velden: “Allen & Overy heeft in Londen Fuse, waarbij het kantoor samen met cliënten en tech startups aan slimme oplos- singen werkt. Juist die dialoog creëert meerwaarde. Toch zitten we als advocatuur in een lastige transitiefase, waarbij heel veel partijen het wiel zelf aan het uitvinden zijn. Dan kun je een fantastisch platformmaken, maar als De Brauw en Stibbe er niet aan meewerken hebben we er uiteindelijk niets aan; je moet toe naar een systeem waar iedereen mee werkt. De komende vijf jaar verwacht ik daar wel grote ontwikkelingen in.” Linnemann: “Daar- om is het aanbrengen van focus binnen kantoor erg be- langrijk. Je kiest welke thema’s je belangrijk vindt, wat je graag wilt doen en hoe je je merk wilt positioneren. Op die manier krijg je cliënten die beter bij jouw kantoor pas- sen en verlies je misschien cliënten die dat minder goed doen – ook dat laatste is dan prima.” Rademakers: “Kiezen is bijzonder belangrijk en er zijn veel zaken die wij niet doen. Dat begint bij de constatering dat we advocaten- kantoor zijn, geen legaltech-ontwikkelaar. Uiteindelijk bepaalt de markt wat de standaard is en ligt de bal niet bij de Benelux-kantoren, maar bij grote internationale spe- RONDETAFELGESPREK lers.” Orobio de Castro: “Toch komt de uiteindelijke oplos- sing bij voorkeur niet van een technische grootmacht, maar uit de advocatuur zelf. Voor iemand die niet in de advocatuur zit, is het lastig te bedenken wat een advocaat echt nodig heeft. Je merkt ook dat techbedrijven bij de ad- vocatenkantoren op zoek zijn naar de functionele eisen die wij aan producten stellen.” Cammel: “Betekent dat ook dat er de komende jaren com- pleet andere profielen bij jullie op kantoor rondlopen?” Potjewijd: “Er is zeker een verschuiving in profiel en ook bij De Brauw creëren we loopbanen die niet in het traditi- oneel juridische zitten, zoals grafische experts.” Radema- kers: “Vroeger was dat echt backoffice werk, nu zijn dit specialistische staffuncties. Daarnaast zien we dat niet iedereen op kantoor de ambitie heeft om partner te wor- den; medewerkers maken vaker dan voorheen andere
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=