Mr.

Mr. 8 2018 / 51 ADVOCATUUR ten zijn een onlosmakelijk voortraject van een juridisch advies. Zonder juridisch advies moet je zo’n onderzoek niet willen doen.” Doen advocaten puur onderzoek zonder de resultaten in een juridisch kader te plaat- sen, dan geldt het verschoningsrecht soms niet, zo heeft de rechtbank Den Haag uitge- sproken in de Vestia-zaak. “Een specifieke zaak die te pas en te onpas wordt aangehaald”, noemt Bakker de Vestia- kwestie. “Het feitenonderzoek staat altijd ten dienste van het juridisch advies. Dus ja, die informatie valt onder het verschoningsrecht.” ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN Hebben advocaten genoeg onderzoeksvaardigheden? is een vraag die vaak gesteld wordt. “Als het gaat om heel ingewikkelde financiële constructies, moet je een goede gesprekspartner zijn voor de mensen die jij inschakelt”, vindt Van Otterlo, die daaraan de conclusie verbindt dat studenten in het juridisch onderwijs meer onderzoeks- vaardigheden moeten aanleren. Leliveld meent dat de advocaat een onderzoek advoca- tuurlijk moet benaderen. “Dus anderen met specifieke expertise erbij betrekken. Van Doorne huurt die mensen in.” Zijn kantoorgenote Vanessa Liem benadrukt de bijzondere rol die de ad- vocaat in het onderzoek heeft. “Je moet het speel- veld overzien. Daarbij ko- men voor veel advocaten nieuwe, extra vaardighe- den aan de orde: project- management, afspraken maken over wat je gaat doen, verantwoor- ding afleggen aan de toezichthouder en aan stakeholders binnen en buiten het be- drijf, strategisch advies.” De klanten van NautaDutilh zitten veelal in de fi- nanciële sector. Het kantoor doet veel onderzoek naar financiële onregelmatigheden, belasting- kwesties en corruptie. “Als we een deskundige in- schakelen, is dat meestal een forensisch accountant. We gaan niet zelf diep in de administratie duiken”, stelt Bakker. Ze vindt dat zij en haar collega’s goed zijn toege- rust voor het onderzoekswerk. “We hebben als strafrecht- advocaten in het algemeen betere onderzoeksvaardigheden dan de gemiddelde advocaat. Je bent bij getuigenverhoren, en je hoort zelf veel getuigen. Je kent dus de ondervragingstechnieken. En veel vaardig- heden ontwikkel je door die onderzoeken va- ker te doen.” In aanvullende opleidingseisen gelooft Bakker daarom niet. “Je moet goed blijven nadenken of je genoeg in je gereed- schapskist hebt om dit soort onderzoeken te doen. Dat je er niet te licht over moet den- ken, laat de casus-De Brauw zien.” De Wolff ziet evenmin heil in het stellen van minimumeisen aan on- derzoeksvaardigheden van advocaten. “Ze worden ge- acht zich te onthouden van zaken waar ze geen ver- stand van hebben.” Intussen verandert de markt, constateert Leliveld. “Bezien vanuit het bedrijfs- leven zijn de grote onder- zoeken voor het mkb en de semipublieke sector te duur. Dit kan anders liggen bij grote internationale on- derzoeken, waar vaak ook grote Amerikaanse kantoren bij betrokken zijn. De markt wordt niet groter, maar er zal segmentering plaatsvinden. Het is niet zo dat overal blikken advocaten worden opengetrokken.” De Brauw liet weten vanwege interne redenen niet te willen meewer- ken aan dit artikel. Rob van Otterlo (Universiteit van Amsterdam) Marike Bakker (NautaDutilh) “HET IS NIET ZO DAT OVERAL BLIKKEN ADVOCATEN WORDEN OPENGETROKKEN”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=