‘Juristen zijn de grote afwezigen in het debat over biotechnologie’

Genetische modificatie van embryo’s, partners kiezen op basis van DNA – biotechnologische ontwikkelingen gaan snel. Britta van Beers, hoogleraar recht, ethiek en biotechnologie, pleit voor een rechtsfilosofische reflectie op deze toepassingen én voor het normeren ervan. Juristen zouden dat goed kunnen zegt ze in een interview in het nieuwe nummer van Mr., maar zijn wel de grote afwezigen.

Delen:

MR2203_ART1_3872_Britta van Beers_FOTOGeertSnoeijer_OPENING-29d010d7
Britta van Beers (foto: Geert Snoeijer)

Ze houdt zich bezig met seriële spermadonatie, klonen, de Embryowet en draagmoederschap – prenatale thema’s. Ze werkt aan een advies (voor de minister van Justitie en Veiligheid) over de vraag of lijkschennis moet worden verboden – de andere kant van het levensspectrum. Daartussenin bestudeert ze biohacking, transhumanisme en orgaandonatie. In het juridische (en rechtsfilosofische) denken van Britta van Beers (1977) is het lichaam nooit ver weg, en meestal bevindt dat lichaam zich aan de randen van het menselijke leven.

Baby’s op bestelling

Thuis is het anders. Daar rennen twee meisjes rond die ma terugfluiten als ze te veel over het recht wil praten. En anders krijgt pa wel dat dringende advies, wanneer die hetzelfde doet. Pa is Rolef de Weijs, hoogleraar insolventierecht aan de Universiteit van Amsterdam en advocaat bij Houthoff. Ma is hoogleraar recht, ethiek en biotechnologie aan de Vrije Universiteit. Pa doet vooral rechtspersonen, ma natuurlijke personen – hoewel het begrip ‘natuurlijk’ toch een heel andere kleur krijgt in haar wereld van artificiële conceptie en baby’s op bestelling.

Juridische science fiction

Haar werk grenst aan juridische science fiction, ware het niet dat het al deels werkelijkheid is geworden. Van Beers’ wetenschappelijke biotoop heeft daarmee ook dystopische trekjes. Ze wil dan ook waarschuwen tegen een brave new world, of op z’n minst bewustzijn creëren dat technologie, en met name biotechnologie, ook een keerzijde heeft. En omdat we nog niet alle consequenties ervan kunnen inzien, moeten we het beter gaan reguleren. En wie kunnen dat het beste? Juristen. En wie zijn in dit debat de grote afwezigen? Juristen.

Tegengas

Het is 1 april 2022 wanneer Britta Chongkol van Beers (Thaise voorouders) haar oratie uitspreekt: De silicolonisatie van het recht. Daarin beschrijft zij hoe de hoerastemming van twintig jaar geleden, toen het menselijk DNA voor het eerst in kaart werd gebracht. Maar nu de genetische en biomedische wetenschap het tijdperk van big data, big science en big tech zijn binnengetreden, wordt ook de keerzijde van deze ontwikkelingen zichtbaar, en die is nog onderbelicht. Van Beers’ oratie geeft dan ook het nodige tegengas. “We zijn ons inmiddels bewust van de prijs die we betalen als we rondsurfen op internet – de grote hoeveelheid persoonlijke informatie die je achterlaat, de fabeltjesfuik, de ‘nudges’ die achter de façade van gepersonaliseerde dienstverlening schuilgaan. Iets vergelijkbaars gebeurt op het terrein van biotech. Ook daar vinden algoritmisering en dataficatie plaats en draait big tech aan de knoppen. Dat realiseren we ons onvoldoende.”

Voortplantingskeuze

Neem algoritmisch geassisteerde voortplanting. Wanneer genetica wordt gebruikt bij voortplantingskeuzes, dan krijgen wensouders te maken met een berg aan informatie. Om daarin patronen aan te brengen, kan gebruik worden gemaakt van algoritmes. Wensouders kunnen kiezen uit verschillende embryo’s, die weer worden gescreend op genetische risico’s of bepaalde eigenschappen. “Dan ontstaan nieuwe dilemma’s: een embryo scoort hoog op intelligentie, maar dezelfde genetische variant zorgt voor zestien procent meer kans op bipolaire stoornissen. Wat doe je dan?”

‘Wrongful fertilization’

Voordat de jurist in Van Beers aan het woord komt is het de beurt aan de rechtsfilosoof in Van Beers: hoe wenselijk is deze ontwikkeling? “Het lijkt erop dat het debat is blijven steken in de logica van productaansprakelijkheid en garanties. Wat als er een fout wordt gemaakt bij de creatie van het embryo, wat als ouders een ander type kind krijgen dan beloofd? Krijgen we dan claims vergelijkbaar met wrongful birth en wrongful life, maar dan wrongful fertilization?” Juridisch belangwekkende vragen, maar de rechtsfilosofische implicaties van dergelijke concepties en geboorten moeten daaraan voorafgaan. “Wat gebeurt er precies als je het consumentenrecht gaat toepassen op baby’s? Wat betekent dit voor het juridisch persoonsbegrip en voor noties als verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid? Nu met deze ontwikkelingen de grens tussen personen en zaken aan het vervagen is, zijn ook de menselijke waardigheid en de menselijke gelijkheid in het geding.”

Verstening van het recht

Is dat debat gevoerd, dan moeten deze biotechnologische ontwikkelingen worden genormeerd, en volgens Van Beers zijn juristen daarvoor bij uitstek geëquipeerd. Maar ook het recht is ‘gesilicoloniseerd’. “Juristen houden zich bezig met het ontwikkelen van normen, rechtsbeginselen en waarden. Die noties staan onder druk, omdat mensen zich meer richten op data, patronen en effecten. We hebben een verhaal nodig tegen de enorme macht van big tech en het recht is bij uitstek in staat om tegenwicht te bieden. Het is ironisch maar ook droevig dat nu we het normatieve zo hard nodig hebben, ook in het recht een empirisering, dataficatie en kwantificatie gaande is.” En net nu we worden gesteld voor de uitdaging om big data en big tech de baas te blijven met goede regulering, lijkt het juridische het steeds meer af te leggen tegen het numerieke en datagerichte.

Empirische benadering

Dat data ook in het recht – net als in Silicon Valley – zo belangrijk zijn geworden, komt onder meer door een empirische benadering van het recht. Dat is eveneens belangrijk, vindt Van Beers, er moet immers worden gekeken naar de effecten en de sociale werkelijkheid waarin het recht wordt toegepast. Maar die benadering is niet in staat de juiste vragen te stellen bij de huidige biotechnologische ontwikkelingen. “Het gaat om niet minder dan de mogelijkheid mensen genetisch te ontwerpen, het gaat om de toekomst van de menselijke voorplanting en de menselijke soort. Genetisering heeft impact op allerlei aspecten van het leven. Wil je die techniek een menselijk gezicht geven, dan kun je dat niet doen door er nog meer data bij te halen. Daar maak ik mij grote zorgen om.”

Bewustwording

Dreigt bij informatietechnologie het individu al in de verdrukking te komen, bij biotechnologie zijn de gevolgen mogelijk nog verstrekkender “omdat het zich richt op de creatie van nieuwe mensen en ons genetische zelfbeeld. De overheid moet het individu bewuster maken van de keuzes waarvoor we als maatschappij staan. Het recht vervult daarin een belangrijke rol, maar staat steeds meer in de schaduw van de medisch-wetenschappelijke benaderingen en commerciële belangen. Wetgeving kan dergelijke genetische toepassingen verbieden, of toestaan, of onder voorwaarde toestaan.” Voor concrete regels is het nog te vroeg: eerst moet een rechtsfilosofische en mensenrechtelijke reflectie plaatsvinden, evenals een reflectie op het aansprakelijkheidsrecht, vindt Van Beers. “Nu het medische nog dominant is, is een bijdrage van juristen hard nodig.”

Lees hier het hele interview met Britta van Beers.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven