Kees Lewin: grens aan leesbaarheid civiel vonnis

Delen:

Mr. van de week is Kees Lewin. De stafjurist van de rechtbank Gelderland schreef in het Nederlands Juristenblad (NJB) op persoonlijke titel het artikel ‘Leesbare civiele vonnissen’. Daarin betoogt hij dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden civiele vonnissen toegankelijk te maken voor een breed publiek.

In een van de liften van de rechtbank hangt een ‘Loesje-poster’ met de tekst ‘Begrijpelijke rechtspraak? Geef me leesbare vonnissen!’ Waarom ergert u zich aan deze tekst?
Ik erger mij aan die poster in de lift omdat die suggereert dat wij in civiele vonnissen makkelijke dingen moeilijk zeggen, en dat is niet zo.

U zegt: ‘Een vonnis wordt pas echt onleesbaar als we alle vaktermen gaan vertalen.’ Kunt u dat toelichten?
Die vaktermen hebben heel precieze en tegelijkertijd veelomvattende betekenissen. Als je die vaktermen wilt vertalen zonder informatie te verliezen, dan krijg je zulke lappen tekst dat de lezer de draad wel moet kwijtraken. Als je op de koop toe neemt dat je bij je vertalingen informatie verliest, dan geef je de leek schijnduidelijkheid, terwijl het voor de jurist lastig wordt om terug te vertalen naar wat je hebt bedoeld.

We  moeten ons erbij neerleggen dat niet iedereen elk vonnis begrijpt. Is dat niet frustrerend?
Zeker, dat kan frustrerend zijn. Maar het gaat mij eigenlijk hierom: dat het van het grootste belang is dat het recht door de samenleving wordt gedragen en dus moet worden begrepen, maar dat het recht vaak moeilijk is. Hierin schuilt een gevaar, dat volgens mij niet kan worden bezworen door te roepen: ‘Leg het dan duidelijker uit!’ Over dit gevaar zou een discussie moeten worden gevoerd waarin wordt onderkend dat er een grens is aan de mogelijkheden om het duidelijker uit te leggen.

In het NJB-artikel stelt u de vraag ‘Voor wie schrijf je eigenlijk?’ Wat is uw antwoord?
We schrijven voor een divers gezelschap: de verliezende partij, de advocaat van die partij, de appelinstantie, de wetenschap, het brede publiek. En trouwens ook voor de winnende partij en bijvoorbeeld voor de deurwaarder, die het vonnis misschien ten uitvoer moet leggen.

U gaat wel een beetje in tegen de dominante stroming binnen de Rechtspraak die zweert bij begrijpelijk taalgebruik. We noemen de rechter Joyce Lie die als Judge Joyce twittert over taal. We noemen de Klaretaalbokaal waarvan de jury wordt voorgezeten door de president van de Hoge Raad, Maarten Feteris.
Is dat zo? Ik steun de initiatieven en doelstellingen van Joyce Lie en Maarten Feteris van harte. Maar dat neemt niet weg dat als alle schrijfadviezen zijn opgevolgd, er nog altijd een juridische redenering in het vonnis moet staan, waarin juridische leerstukken worden toegepast en waarin het partijdebat zijn bepalende rol heeft gespeeld. En dat is het wat die vonnissen moeilijk maakt. De schrijfadviezen zijn nuttig, maar we moeten onder ogen zien dat civiele vonnissen moeilijk zijn vanwege hun inhoud.

Daar staat dan weer tegenover dat u steun krijgt van Tijn van Osch (raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden). Hij schrijft op Twitter: ‘Herkenbare ergernis. Natuurlijk is leesbaarheid/begrijpelijkheid belangrijk. Maar groter probleem is het niet willen begrijpen (laat staan lezen), en accepteren, van rechterlijke uitspraken’. Mee eens?
Ik ben geneigd het probleem niet te zoeken bij de welwillendheid van de lezer, maar de vraag te stellen: wat moeten wij doen, wat kunnen wij doen?

Nog reacties van collega’s gehad?
Veel reacties van collega’s die het met me eens zijn.

En: hangt die poster er nog?
Eerlijk gezegd hing die er al niet meer toen het stukje werd gepubliceerd. Er hangt er nog wel een in de kantine.

Eerlijk zeggen: plechtige, bijna Bijbelse juridische taal is toch veel mooier dan ‘alledaagse’ taal?
Ach nee, ik ben niet zo gevoelig voor ‘niettegenstaande’ en ‘desalniettemin’. Ik ben gevoelig voor trefzekere formuleringen.

Kunt een wetsartikel noemen dat uitblinkt in taalkundige schoonheid?
Artikel 5:1 lid 1 BW: Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.

En een buitengewoon lelijk wetsartikel?
Geen wetsartikel maar een formulering uit het beroemde Kelderluikarrest uit 1965: ‘de hoegrootheid van de kans’. De eerste keer dat ik dat in een vonnis moest gebruiken, kwam ik via ‘de grootte van de kans’ tot ‘de kans’. Ik heb ten slotte ‘de hoegrootheid van de kans’ gehandhaafd, omdat dit de woorden zijn die de Hoge Raad heeft gekozen.

Als u het voor het zeggen had dan?
Zou er niet meer over de Rechtspraak worden gesproken in termen van klanten en winst en verlies.

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven