Dat blijkt uit een uitspraak van het HvJ EU van 17 september 2020 in een zaak van Lionel Messi tegen het merk Massi (ECLI:EU:C:2020:722).
De bekende voetballer Messi, die onlangs FC Barcelona toch niet verliet, heeft in 2011 een woordbeeldmerk gedeponeerd met daarin het woordelement ‘Messi’ (zie afbeelding). ‘MASSI’, een ouder Spaans merk voor fietsartikelen en sportkleding voerde in eerst instantie met succes een oppositieprocedure tegen het gedeponeerde merk. Het Gerecht EU oordeelde in 2018 echter dat er geen sprake was van verwarringsgevaaren het merk van Messi wel ingeschreven kon blijven. Het HvJ EU bevestigde dit oordeel.
Hiermee staat deze uitspraak in het rijtje van Picasso/Picaro (ECLI:EU:C:2006:25) en Obelix/Mobilix(ECLI:EU:C:2008:739). In deze uitspraken besliste het HvJ EU dat “begripsmatige verschillen kunnen in bepaalde omstandigheden opwegen tegen de visuele en fonetische overeenkomsten tussen de betrokken tekens”. Daardoor konden de oudere merken Picasso en Obelix geen bezwaar maken tegen de door hen aangevallen jongere merken.
Het HvJ EU oordeelt nu in Messi/MASSI onder meer dat de bekendheid van de persoon die zijn naam als merk probeert in te schrijven een relevante factor is bij de beoordeling van het verwarringsgevaar, aangezien dit van invloed kan zijn op de perceptie van het relevante publiek. Het HvJ EU oordeelde dat ten tijde van de deponering in 2011 Messi al zó bekend was, dat verwarring was uitgesloten. Doordat Messi zo bekend is, zal het publiek Messi en MASSI begripsmatig niet door elkaar halen. Dit grote begripsmatige verschil weegt zwaarder dan de (grote) visuele en auditieve overeenstemming.
Waar Messi in het contractenrecht onlangs bakzeil moest halen, weet hij in het merkenrecht wel te scoren.
