‘Privacyvraagstukken niet opgelost met nieuw wetboek’

Delen:

Marianne Hirsch Ballin
Foto: Chantal Ariëns

Een gemiste kans noemt Marianne Hirsch Ballin het. Wat haar betreft waren bij de herziening van het Wetboek van Strafvordering meteen ook de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aangepast, zo vertelt ze in een interview in het komende nummer van Mr. Hirsch Ballin is hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Vrije Universiteit en zit in de commissie die de invoeringskosten van het nieuwe wetboek gaat berekenen.

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is in concept gereed. Maar vóórdat dit concept aan het parlement kan worden voorgelegd, moet de Commissie implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering onderzoeken wat de kosten zijn van de invoering. “Iedereen wil weten welke inspanningen de ketenpartners moeten leveren om de wet te implementeren en welke kosten daarmee zijn gemoeid”, aldus Hirsch Ballin. Met haar achtergrond in wetenschap en praktijk (ze was ruim zes jaar advocaat bij Pels Rijcken) is ze gevraagd om zitting te nemen in de commissie, die onder voorzitterschap staat van Rianne Letschert, rector magnificus aan de Universiteit Maastricht.

Best grote wijzigingen

“Dit nieuwe wetboek kent een andere opzet en deels ook inhoud en daar moet iedereen vertrouwd mee raken”, vertelt Hirsch Ballin. “Een belangrijke vernieuwing is de techniek-onafhankelijkheid van bevoegdheden. Ook zijn er veranderingen in de wijze waarop het proces wordt ingericht, waarbij meer nadruk wordt gelegd op volledigheid van het vooronderzoek voordat een zaak op zitting komt. Dat leidt tot een andere rol van de verschillende procesdeelnemers. Dat alles moet zorgen voor minder stagnaties en kortere doorlooptijden. Ook komen er nieuwe bevoegdheden op het terrein van digitale opsporing. Dat zijn allemaal best grote wijzigingen waarmee politie, bijzondere opsporingsdiensten, OM en rechterlijke macht moeten leren omgaan. Dat vergt opleiding, aanpassing van ICT-systemen en nieuwe werkprocessen. Over de volle breedte gaan we in kaart brengen wat de kosten daarvan zijn en welke implementatiestrategie het beste werkt.”

Wisselwerking in de normering

Over het algemeen bestaat er consensus over het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Hirsch Ballin vindt het wetboek een flinke verbetering, waar in de praktijk ook behoefte aan is. Maar ze heeft ook wel wat kritiek. “Een gemiste kans vind ik dat er niet voor is gekozen tegelijkertijd ook de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens te herzien. Onder invloed van het EU-recht staat ook deze herziening op de planning; dit moet leiden tot één nieuwe wet. Deze wetten regelen de privacyrechtelijke aspecten van met name het bewaren en delen van politiegegevens en strafvorderlijke gegevens. De regeling van deze aspecten heeft een directe relatie met de regeling van de strafvorderlijke bevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering. Door er twee aparte trajecten van te maken, wordt het risico genomen dat deze logische relatie wordt gemist. Dat is jammer.”

Ze noemt de digitale opsporing, waar wisselwerking in de normering heel belangrijk is. “Strafvordering gaat bijvoorbeeld over de vraag wanneer je toegang kunt krijgen tot een gegevensdrager met politiegegevens – dat gaat over de toepassingsvoorwaarden voor bevoegdheden. Maar strafvordering is niet gericht op wat er daarna met die gegevens mag gebeuren. Mag je die in verband brengen met andere zaken of met andere gegevens? Mag je er een slim algoritme op toepassen zodat je een risicoprofiel kunt opstellen? Alle wetten samen zijn van belang voor de waardering van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Door deze wetten niet in samenhang te herzien, worden de onderwerpen gescheiden benaderd.”

Stelselmatig onderzoek

Hirsch Ballin bedrukt dat het  ontwerp voor het nieuwe wetboek een product is van een zorgvuldig proces, waarin alle ketenpartners zijn betrokken. “Dat is veel waard. Tegelijkertijd zijn er vanzelfsprekend altijd onderdelen waar je ook anders over kunt denken of waar nader onderzoek een bijdrage zou kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling. Zo wil ik samen met mijn collega-hoogleraar Lonneke Stevens onderzoek gaan doen naar het zogenoemde stelselmatigheidscriterium. Dat criterium moet de digitale opsporing gaan normeren. Stelselmatig onderzoek leidt tot een verdergaande ingreep in de persoonlijke levenssfeer en daarom is voor dat onderzoek bijvoorbeeld de autorisatie van de officier van justitie nodig. Het gaat daarbij om de inschatting van de stelselmatigheid voordat een bepaalde digitale opsporingsbevoegdheid wordt ingezet voor het verkrijgen van gegevens. De vraag is dan of die stelselmatigheid vooraf in de praktijk al goed kan worden getoetst en of er behoefte bestaat aan verdere normering van de opsporingsmogelijkheden die dergelijke gegevens bieden nadat ze zijn vergaard. De vraag is dus of de regeling op grond van het stelselmatigheidscriterium in het nieuwe wetboek recht doet aan alle belangen die op het spel staan en of ze in de praktijk goed toepasbaar is.”

Rechtvaardige strafrechtspleging

Een voorbeeld hiervan is het onderzoek in een smartphone. “Kun je altijd vooraf beoordelen hoe ingrijpend dat onderzoek is? Als het antwoord onduidelijk is, kan men te voorzichtig opereren of juist te ver gaan. Daarbij blijft voor mij de vraag voorop staan hoe zo’n normering kan bijdragen aan een rechtvaardige strafrechtspleging. En daarbij gaat het niet alleen om de bescherming van verdachten maar om de bescherming van de rechten van eenieder, dus ook van slachtoffers en de maatschappij als geheel tegen bijvoorbeeld zware ondermijnende criminaliteit.”

Lees het hele artikel: ‘Strafrecht moet duidelijker normeren’.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven