Enkele advocaten hadden geweigerd deze ‘kengetallen’ in de gevraagde vorm te verstrekken. Daarop diende de Amsterdamse deken een dekenbezwaar in. Volgens de tuchtrechter was het opvragen van die kengetallen bij elk advocatenkantoor toegelaten, maar een weigering was niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Niet wenselijk
De algemeen deken vindt dat deze uitspraak ruimte geeft voor interpretatie. Dat is – in het belang van de rechtsontwikkeling van het toezicht op de advocatuur en het vertrouwen in de advocatuur als geheel – niet wenselijk. In dit geval zou er twijfel kunnen ontstaan over de juridische grondslag van dit belangrijke instrument bij het toezicht op advocaten.
Principiële vraag
Het opvragen van kengetallen betreft proactief toezicht op de naleving van regels over de wijze waarop een advocatenkantoor moet zijn georganiseerd, en hoe wordt voldaan aan de administratieplicht. Volgens de algemeen deken moet de principiële vraag worden beantwoord of een collectieve verplichting voor advocaten om informatie, zoals financiële kengetallen, haar grondslag vindt in de Advocatenwet of in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als de deken zijn toezichthoudende taken uitoefent op basis van de Awb, kan niet-medewerking dan wel een overtreding van de tuchtrechtelijke norm zijn? De wetgever maakt immers een onderscheid tussen het bestuursrechtelijk handhavingsregime en het tuchtrechtelijke regime. In deze procedure gaat het om de toepassing van een tuchtrechtelijke norm voor die bestuursrechtelijke medewerkingsplicht.
Duidelijkheid
Niet alleen de algemeen deken gaat in beroep, ook de deken van Amsterdam en de betreffende advocaten. Met zijn dekenappel draagt de algemeen deken eraan bij dat er duidelijkheid komt over deze principiële kwestie. Mocht het Hof van Discipline het bezwaar van de deken van Amsterdam alsnog gegrond verklaren, dan steunt de algemeen deken het verzoek van de deken van Amsterdam om de betrokken advocaten geen maatregel op te leggen. De inzet is immers om duidelijkheid te scheppen.