De Raad voor de rechtspraak ziet weinig in het voornemen van minister Grapperhaus om slechts één rechtbank bevoegd te maken voor zaken waarin politiemensen zich moeten verantwoorden voor het gebruik van geweld. Elke rechtbank zou dergelijke zaken moeten kunnen behandelen, vindt de Raad.
De Raad voor de rechtspraak is ‘niet mordicus tegen’ het plan van de minister om rechtszaken over het gebruik van geweld door politieagenten te concentreren in één rechtbank (dat moet de rechtbank Midden-Nederland worden), maar wijst erop dat spreiding van rechtszaken ook een doel dient. Het uitgangspunt van de rechtspraak is immers dat alle rechtbanken alle zaken behandelen. “De spreiding van rechtbanken over het land zorgt voor een goede bereikbaarheid en waarborgt daarmee de toegankelijkheid van rechtspraak. Dat is niet alleen belangrijk voor de betrokken agenten, maar ook voor mogelijke slachtoffers en nabestaanden”, aldus de Raad.
Volgens Kees Sterk, lid van de Raad, gaat het jaarlijks om een erg klein aantal zaken. Die zijn over het algemeen niet dusdanig complex dat daarvoor bijzondere rechterlijke expertise nodig is. “Ook krijgen rechters in andere zaken dan tegen politieagenten vraagstukken voor over de uitoefening van politiegeweld. Het is belangrijk dat rechters deze zaken vanuit de verschillende invalshoeken kunnen bekijken en beoordelen”, zegt hij.
De minister wil nu juist concentratie van dit soort zaken bij één rechtbank. Dan kan in die ene rechtbank specialistische kennis worden opgebouwd en biedt het de rechtbank de mogelijkheid om gerichter te investeren in scholing op dit gebied.
