Medewerkers van de rechtspraak zijn zich wel degelijk bewust van het belang van veilig e-mailverkeer. Dat is de reactie van voorzitter Frits Bakker (Raad voor de Rechtspraak) op de stelling van prof. mr. Corien Prins in het Nederlands Juristenblad (NJB) van 6 januari. Bakker: “Mensen binnen onze organisatie realiseren zich echt wel dat ze veilig moeten e-mailen. Wat vijftien jaar geleden heel normaal was (je stuurt een stuk gewoon op de mail), dat doet men nu niet meer.”
Rechters en griffiers moeten processtukken in een beveiligde omgeving versturen met het REP-beveiligingsprotocol. Maar dat doen ze lang niet allemaal altijd, schrijft Prins in het NJB. “De realiteit van alledag is dat binnen de rechterlijke macht werk wordt verzet met behulp van de smartphone, ipad of de eigen laptop.” Zo creëren rechters een datalek volgens artikel 43a van de Wet bescherming persoonsgegevens, betoogt Prins.
“Ik weet niet waarop zij zich baseert,” zegt Frits Bakker. “We hebben een internetprotocol en een e-mail protocol en iedereen wordt er met regelmaat op gewezen dat we geen privé e-mail gebruiken. We stellen ook de middelen beschikbaar om te zorgen dat dat niet hoeft te gebeuren. Mensen kunnen gewoon thuis uit via een beveiligde verbinding inloggen. Maar ik zet niet achter elke rechter een politieman.”
Door de de digitaliseringsoperatie Kwaliteit en Innovatie (KEI) wordt straks gewerkt met beveiligde digitale dossiers. “Naarmate de organisatie verder digitaliseert, wordt het steeds meer onnodig om privé e-mail te gebruiken.”
Verplicht digitaal procederen zou aanvankelijk op 1 februari worden ingevoerd in de arrondissementen Gelderland en Midden-Nederland, maar dat is eind vorig jaar met twee maanden uitgesteld. De komende weken beslist de Raad voor de rechtspraak of verplicht digitaal procederen op 1 april kan beginnen.
